Woord: strobloem
strobloem , stroobloem
, (Hoogezand), gele Ganzebloem, enz., Chrysanthemum segetum; v. Hall Neerl. Plantensch. bl. 134. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
strobloem , sjtreubloum , vrouwelijk
, sjtreubloume , sjtreublömke , strobloem, Helichrysum arenarium (immortelle). Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
strobloem , stroe:ëbloem
, strobloem. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
strobloem , strobloem , 0
, (Zuidwest-Drenthe, zuid, he:Oost-Drenthe) = strobloem, Helichrysum arenarium De stroblommen bint of eknapt (Pes) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
strobloem , stròibloem
, strobloem. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
strobloem , strobloeme , zelfstandig naamwoord
, de; goudstrobloem Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
strobloem , strojbloem
, strobloem Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
strobloem , struuebloom , vrouwelijk
, strobloem Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |