elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: strepen

strepen , striepen , van ’t koren gezegd wanneer het geteekend is met eene roode, over den korrel loopende streep, of striepe. Men zegt, dat het koren moet: veertien dagen blujen; veertien dagen grujen, veertien dagen striepen, veertien dagen riepen. Podagr. I, p 220.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
strepen , striepen , wordt van de rogge gezegd, wanneer zij geteekend is met eene roode, over de korrel loopende streep of striep. Uit Wedde werd geschreven (1872): “Vijrtien doage bluijen, vijrtien doage gruijen, vijrtien doage riepen, vijrtien doage striepen, dat is in ʼt Westerwoldsche de volle pligt van de rogge.” In Drente zegt men hetzelfde met verwisseling der beide laatste regels. Podagr. I, bl. 220. Zie ook: strupen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
strepen , schreefken , sìnten schreefken , [werkwoord] , Zie eerstjen; meetjen; overeerstjen
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
strepen , sìntenschreefken , [werkwoord] , ook: sentschreefken (Westerwolde); sìntenstreepken (Hogeland) =meetjen. || meetjelappen , (Oldambt)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
strepen , striepm , zwak werkwoord , afschillen
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
strepen , strepe , werkwoord , Zie streepgooie.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
strepen , sjtriepe , zich sjtriepe , werkwoord , sjtreep zich, haet zich gesjtreepe , wagen; beginnen. Zich urges aa sjtriepe: zich ergens aan wagen. Sjtriep dich dao neit aan: begin daar niet aan.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
strepen , striepe , werkwoord , ontstelen, melken. 1. Term uit de sigarenmakerij. Het verwijderen van de harde hoofdnerf uit de tabaksbladeren. De tabaksstelen waren welkom bij de duivenmelkers. Nesten van die stelen hadden geen last van luis. 2. Koe melken tussen duim en wijsvinger, dus niet met de volle hand.
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
strepen , strepen , zwak werkwoord, onovergankelijk , strepen, een streep trekken IJ mugt niet strepen in mien verhaol (Eex)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
strepen , striepen , zwak werkwoord, onovergankelijk , het ontstaan van een rode tot bruine streep op de graankorrel, in het vrij algemeen bekende (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe) versje Veertien dagen gruien / Veertien dagen bluien / Veertien dagen riepen / Veertien dagen striepen (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
strepen , [veldweg] , strepen , veldweg.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
strepen , striepen , werkwoord , van rogge: een rode streep over de korrel vertonen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
strepen , streepe , werkwoord , streep, streepte, gestreept , lijnen trekken op een leeg aardappelveld Ze binne met het streephekke an ‘t streepe, op de streepe worre de errepels gepoot mè pootzak en pootspaochie
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
strepen , strepe , bijvoeglijk naamwoord , gestreept
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal