elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: staal

staal , staal , onzijdig , stalen , staal (monster).
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
staal , staol , onzijdig , staal.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
staal , stoaltje , bij van Ankum, stoaltje = verhaaltje.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
staal , staal , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Het bekende metaal. Zie de wdbb. – In verkl. het staaltje, in pelmolens als benaming voor het platte ijzeren schijfje van enkele cm in middellijn, dat los in de put van het steenspil ligt en waarop dit draait. Het dient om het slijten van de put te voorkomen en daardoor onkosten te vermijden.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
staal , staal , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Ondergrond, van en dijk enz. || De dijk staat op slecht staal. D’voornoemde Impetranten (en konden), met het uytwateren vande Sluyskens, hen Gedaeghdens niet ... beschadighen, ten regarde hen Gedaeghdens Lande met Buyten-water ghemeen leggende, hooger van stael waren, dan der Impetranten Landen, Priv. v. Westz. 202 (a° 1632). – Ook elders gebruikelijk. – Vgl. staling.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
staal  , staal , staelke. , staal, monster van goederen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
staal  , staol , staal.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
staal , stääl , staal, monster. Daor kån ik ů ’n stäältien vån vertellen.
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
staal , staol , onzijdig , staal (metaal)
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
staal , staal , er komt staal aan de lucht, de lucht breekt.
Bron: Beets, A. (1954), ‘Leidse woorden en uitdrukkingen’, in: Bicker Caarten, A. (red.), Leids Volksleven, Leiden: Sijthoff
staal , stoal , zelfstandig naamwoord, onzijdig , staal
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
staal , sjtaal , vrouwelijk , sjtaale , sjtaelke , staal, monster. Op sjtaal, of: op sjtök: op staal of stuk. Dao kénste sjtaal aan numme: daar kun je een voorbeeld aan nemen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
staal , sjtaol , onzijdig , staal.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
staal , sjtaol , onzijdig , sjtaole , wetstaal of priem van slagers e.d.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
staal , staal , staol, staole, stale, stael, staele , 0 , stalen , (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe). Ook staol (Midden-Drenthe, Kop van Drenthe), staole (Veenkoloniën), stale (Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drents veengebied), stael, staele (Zuidwest-Drenthe, noord) = monster, voorbeeld Ik heb wat stalen mit enummen veur neie gerdienen (Ruw), Vrogger verkochten ze een pak op staal (Bor)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
staal , staol , staole , 0 , (Zuidoost-Drents zandgebied). Ook staole (Zuidwest-Drenthe, zuid) = wetstaal Een huusslachter har vrogger altied een staole an de zied hangen, um het mes an te zetten (Zdw)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
staal , staol , staal , 0 , Ook staal (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied) = staal (metaal) Wij hebt een hekke van roestvrij staal emaakt (Hgv), Dat messie is van een goud stukkie staol (Ros)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
staal , staol , monster, staal.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
staal , stäle , (Gunninks woordenlijst van 1908) staal, monster
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
staal , staol , staal
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
staal , staol , staal.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
staal , staol , stael , zelfstandig naamwoord , et; bep. metaal: staal
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
staal , stael , zelfstandig naamwoord , staele , staeltie , monster, staal, voorbeeld Ik heb vast ‘n staeltie voor ie meegebrocht, zee de lappiesjood Ik heb alvast een monstertje voor je meegebracht, zei de de jood die met textiel loopt te venten; Hij lôôp met staele van reegewaoter en hard vet Het werk dat hij doet heeft niet veel om het lijf (levert niet veel op)
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
staal , stael , zelfstandig naamwoord , staele , staeltie , onderste laag voor schelf of tas, bestaande uit takkenbossen, oud stro of korte rietstengels uit de rivier (aangespoelde dêêk). De eerste werkelijke taslaag heette de neukel of neukellaog (staande laag of stootlaag)
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
staal , stael , zelfstandig naamwoord , staal (metaal)
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
staal , sjtaol , zelfstandig naamwoord, mannelijk , sjtaole , - , staal , sjtaol (gereedschap) VB: Op 'nne sjtaol wörde de metser gesjliëpe; (bep. ijzeren staaf) sjtaol VB: 'nne sjtaol ês 'nne dönne sjtaole sjtäof oe metser op wörde gesjliëpe.; staaf (bep. ijzeren staaf) sjtaol VB: 'nne sjtaol ês 'nne dönne sjtaole sjtäof oe metser op wörde gesjliëpe.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
staal , sjtaol , zelfstandig naamwoord, onzijdig , - , - , staal , sjtaol (stofnaam) VB: 't Bêste gerèidsjap ês van sjtaol. Zw: 'nne Kël van iézer en sjtaol: een kerngezond iemand. Zw: 'nne Sjtaole kristes: een houterig persoon
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
staal , sjtëulke , zelfstandig naamwoord, onzijdig , sjtëulkes , - , staaltje , VB: Ich voond 't sjoen meh ich heb nog e sjtëulke mêtbraach vuur dich te laote lore.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
staal , stoal , monster (voorbeeld)
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
staal , stoal , staal
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
staal , stale , zelfstandig naamwoord , monster. Een stale met stof veur bekleding.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
staal , staol , zelfstandig naamwoord , staal (metaal).
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
staal , staol , 1. voorbeeld, toonbeeld; 2. onstuimigheid, gevoelsuitbarsting (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
staal , staol , onzijdig ,  staol ,  stäölke , staal
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
staal , staol , vrouwelijk ,  staol ,  stäölke , monster, voorbeeld ,  Ei stäölke gare.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
staal , staol , staal, ijzer
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
staal , staol , zelfstandig naamwoord, onzijdig , staole , stäölke , staal (monster)
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
staal , staol , zelfstandig naamwoord, onzijdig , slagersgereedschap, staal (materiaal)
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
staal , staol , zelfstandig naamwoord , staal, ook metaal; M stoal; R.J. 'meej z'n schèrp staol'; Cees Robben - dèk nie van staol zèè of van èèzer
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
staal , staol , zelfstandig naamwoord , stòltje , WBD 'staoltje' (II:818) - staal, monster (van stof); stòltje - verkleinwoord; staaltje, monster; WBD 'staoltje' (II:918) - staaltje, monster (van stof); WBD III.3. 1:92 'staaltje', 'staal' = staal (monster)
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
staal , staol , staal
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal