elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: sprokkelmaand

sprokkelmaand , spròkkelmoand , [zelfstandig naamwoord] , sprokkelmaand.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
sprokkelmaand , sprokkelmaond , 0 , sprokkelmaand Wij weet wel det het de maond febrewari is, mar ien het dialekt gebruke wij het woord niet (Hgv)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
sprokkelmaand , sprokkelmònd , februari
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
sprokkelmaand , sprokkelmaond , zelfstandig naamwoord , de; sprokkelmaand, februari
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
sprokkelmaand , sprôkkelmônd , februari
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal