Woord: splinter
splinter , splitter
, [weinig gebruikelijk] splinter, kleinigheid. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
splinter , splitter , mannelijk
, splinter, kleinigheid. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
splinter , spleenter , mannelijk
, splinter Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
splinter , splinter , [zelfstandig naamwoord]
, n Splinter in ‘t oog. Men zugt wel de splinter in n aandermans oog. (Matth VII: 3.) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
splinter , sjplinter , mannelijk
, sjplintesj , sjplinterke , splinter; ronde of wigvormig ijzeren staaf voor het borgen van een grendel. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
splinter , splinter , 0
, splinters , schilfer, splinter Hij kreeg een splinter ien de doem (Die), De splinters vleugen der of (Sle), (-) en die splinter van een tel redt ze beide het leven fractie van een seconde (ov), (fig.) Ik wil nog even naor de ontvanger [wc], want ik heb een splinter ien de rogge (Ruw) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
splinter , splinter , 0
, veenlaag onder het bolster en boven het zwartveen (Bco) Splinter is hetzölfde as harde grauwe (Bov), Onder het bonksel zit de splinterlaoge. Daoronder zit scharpveen veur scharpe törf. Het is een vale kleur törf; gien zwarte en gien blauwe törf (Geb), Splinter (-) As ze graven worden, bennen ze even groot as zwarte törf en as ze dreuge waren, dan waren ze veul smaller en korter; het was het fijnste, wat er was. Ze waren lichter van kleur (Klv), Splinter zit vlak onder de bolster; er wordt gien törf van graven. Het ging naor de underkoele (Scho), Splinter, enkel ok wel iezermannegies nuimd (Bco) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
splinter , splijnter
, splinter. d’r zit unne splijnter in munnen duim, ik heb een splinter in mijn duim. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
splinter , splinter
, splinter Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
splinter , splonter , zelfstandig naamwoord
, splinter, * Anoniem Etten, West Noord-Brabants Idioticon A – Z, ± 1929. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
splinter , sjpleenter , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, sjpleenters , sjpleenterke , splinter , VB: Mêt de sjteul te sjore heb ich 'nne sjpleenter ién m'nnen doûm krège. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
splinter , sprintel
, splinter (Putten). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
splinter , splintjer , mannelijk
, splintjers , splintjerke , splinter , Ich höb eine splintjer in miene doem. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
splinter , splinjtjer , zelfstandig naamwoord
, splinjtjers , splinjtjerke , splinter; ich höb eine splinjtjer inne rök – ik moet naar de wc Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
splinter , splîntjer , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, splîntjers , splîntjerke , splinter Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |