elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: sparen

sparen , sparen , zwak werkwoord , sparen.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
sparen , spoaren , Zegswijs: an spoaren is smids kat an sturven = wij zullen dat (bv. lekkers) maar opeten; waartoe zouden wij het sparen!
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
sparen , sparen , zwak werkwoord , zie een zegsw. op beurs.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
sparen , spoaren , [werkwoord] , sparen. Dij wat spoart dij wat het = sparen doet garen. Spoaren is smids kat aan dood goan; Westerkwartier spoaren is e kat van sturven. Ook: Dij wat spoort veur de mond, Dij spoart veur kat òf hond. Spoaren, as men wat het, en spoaren, as men niks het, dat is aaltied aarmoud, verontschuldiging als men het er eens van nemen wil.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
sparen , spoarn , zwak werkwoord , onaangetast laten, ontzien
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
sparen , sjpaare , werkwoord , sjpaarde, haet of is gesjpaart , sparen. Wae gėt sjpaart, wae gėt haet: sparen doet vergaren. Nao de sjpaerder kump den taerder: na een spaarzame vader volgt vaak een verkwistende zoon.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
sparen , spoaren , spoaren, espoard , sparen.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
sparen , sparen , spaoren, spaeren, sporen , zwak werkwoord, overgankelijk , (Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe). Ook spaoren (Noord-Drenthe), spaeren (Zuidwest-Drenthe, noord), sporen (Zuidoost-Drents veengebied, Veenkoloniën) = sparen Ze hebben mit heur baiden ain nuvere cent spoord (Twe), As kinder spaarden wij sigarenbaandties (Zwin), Vrogger was het een vaste regel: Eerst sparen en dan kopen (Hol), (wederk.) Ik moe mij nog wat sparen nao die ziekte, mar ik bin anders goed in örder (Oos)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
sparen , sporen , (spoor, spoorde, gespoord), sparen. ze hè al goed gespoord vèur d’ren uitzet, ze heeft al veel (linnengoed enz.) bijeengespaard voor haar toekomstige huishouden.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
sparen , sparen , spaoren , (Kampen) sparen. Ook: spaoren (Kampereiland, Kamperveen)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
sparen , spaorn , sparen. Aj intieds spaort, dan hej wat as de nood an de man kump.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
sparen , spaore , sparen , Wénneg laoje én zuutjes vaore, duu kaor én pérd spaore. Weinig opladen en zachtjes rijden, doet kar en paard sparen. Zachtjes aan dan breekt het lijntje niet.
Voltooid deelwoord gespaord. Gespaord ût de mónd is vur kat én hónd. Gespaard uit de mond is voor kat en hond. Niet zuinig eten om het restant te bewaren, want het is zo bedorven.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
sparen , sjpaore , werkwoord , sjpaorde, gesjpaord , sparen , VB: Ze hawwe good gesjpaord vuur d'n awwen däog. VB: Dy meujte kêns te dich sjpaore. Zw: Aal wat m'r sjpaort oét z'nne moond, ês vuur de kat of vuur d'n hoond: het is niet slim om op voedsel te bezuinigen.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
sparen , spoore , 1. ontzien; 2. sparen
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
sparen , spören , werkwoord , spören, espöörd , 1. het sparen of achteruitleggen van geld. Zie ook: achteruutleggen; 2. verzamelen.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
sparen , spaore , zwak werkwoord , sparen; B spaore - spaorde - gespaord - geen vocaalkrimping; MP gez. Moeite bewaord èn kòste gespaord. (bij weigering v. aangeboden dienst); Cees Robben - wè ons moeder tòch moes spaore; tis en menier van spaore; WBD III.1.4:272 'sparen' = ontzien
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal