elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: snijsel

snijsel , snaisel , zelfstandig naamwoord , (snijsel) snijsla (LPW: Lop) Zie ook * .
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
snijsel , snijsel , kort gesneden stro.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
snijsel , sniejsel , sniesel , zelfstandig naamwoord , haksel, gehakt stro of gras.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
snijsel , sniejsel , gehakt stro of gras, haksel; sniejkiste, kist om haksel in op te slaan; poten as ’n sniejkiste, O-benen (O.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal