Woord: smiespelen
smiespelen , smuuspeln , [werkwoord]
, fluisteren. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
smiespelen , smiespele , smiespere
, fluisteren Wa zitte daor te smiespele? (ietwat negatief); smiespere fluisteren, heimelijk praten, besmuikt giechelen. [Ove] Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
smiespelen , smiespele , miespele , werkwoord
, Smoezen, fluisterend spreken. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
smiespelen , sjmispele , werkwoord
, sjmispelde, haet gesjmispelt , smiespelen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
smiespelen , smiespele , smiespere
, zuutjes, stiekem mit elkaar proate. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
smiespelen , smiespele , werkwoord
, heimelijk zitten te fluisteren. In ’t böltje praote. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
smiespelen , smiespelen
, smiespelen, esmiespeld , fluisteren. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
smiespelen , smiespeln , zwak werkwoord, onovergankelijk
, smiespelen, stiekum, fluisterend praten Wat zit ie daor te smiespeln. Kan het gien locht lieden? (Mep), Smiespeln in gezelschap is onfatsoenlijk (Scho) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
smiespelen , smiespelen
, fluisteren. in gezelschap gôdde nie zitte smiespelen, in gezelschap mag je niet fluisteren. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
smiespelen , smiespele , werkwoord
, fluisteren, stiekem, achter je hand. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
smiespelen , smiespele
, fluisteren , Die méskes zitte te smiespele, dé mag niemes hurre, 't zal wél méijdepraot zén. Die meisjes zitten te fluisteren, dat mag niemand horen, het zal wel tienerpraat zijn. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
smiespelen , smiespelen , werkwoord
, smiespelen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
smiespelen , smiespele
, fluisteren Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
smiespelen , smiespele
, (zie: fëzike) fluisteren in gezel- schap (ongunstig) Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect. |
smiespelen , smiespelen
, 1. fluisteren; 2. roddelen (O.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
smiespelen , smiespele
, fluisteren Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |