Woord: slob
slob , slob , (slòp) , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, Werkboezel van grauw linnen of katoen, dat men omdoet bij het schuren en schrobben of ander vuil werk. Vgl. slobben. – Evenzo in Waterland (BOUMAN 96). Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
slob , slob , slop , mannelijk
, halve voorschoot; voorschoot. [Box] Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
slob , sloep , vrouwelijk
, vrouw, die sloffend loopt. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
slob , slob , zelfstandig naamwoord
, Boezelaar, wollen voorschoot die men omdeed bij de was, werkboezelaar van grauw linnen of van katoen. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
slob , slob
, 1) modder; 2) schort. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
slob , sjlôb , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, sjlôbbe , - , beenkap , (leren beenkap) sjlôb Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
slob , [schort] , slôb
, schort, voorschoot, jute schort Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
slob , slop , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, slob-eend Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
slob , slöpke
, slöpkes , (verkleinwoord) wissel Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
slob , slòb , zelfstandig naamwoord
, WBD III.1.3:79 ' slob' = baalschort; ook 'slobber'. WNT Slob 3. Kleedingstuk (voorschoot) voor ruw werk; slabbe; sloof. In N.-Holl. (BOUMAN; BOEKENOOGEN; DE VRIES, Westfr. W.). Men ziet die lieden doorgaan zo in hun gemeene kleetjes en slobbetjes, zo in den arbeid; maar op Zondag ziet men ze zonder zorgen, en ieder naar zyn doen wel in de noppen, WOLFF en DEKEN, Blank. 1, 47 [1787]. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |