Woord: sliepuit
sliepuit , sliep oet! , sliep uut!
, zie: oetsliepen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
sliepuit , sliep uut!
, sliep uit! hatelijke uitroep. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
sliepuit , sjliepoet
, sliepuit! Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
sliepuit , sliep-oet , tussenwerpsel
, spottende uitdrukking, waarbij een slijpende beweging met de vingers wordt gemaakt Wij zeden eerder op school wel, as er een wat verkeerd daon hadde van: sliepoet, sliepoet (Dro) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
sliepuit , [uitroep] , sliepuit
, uitroep bij het uitlachen, terwijl men de wijsvingers over elkaar strijkt. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
sliepuit , sliepuut , tussenwerpsel
, sliepuit Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
sliepuit , sliêp-uut , sliêp-oet , tussenwerpsel
, pestwoord Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |