elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: slibberen

slibberen , [glibberen] , slipperen , slibberen , werkwoord , glibberen, uitglibberen, uitslipperen, glijden, uitglijden. Het komt van slibbe, slibber dat is slijk.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
slibberen , slibbere , glijden (op ijs of verharde sneeuw.)
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
slibberen , slibbere , glijden over sneeuw of ijs; gòrrege mee slibbere “ga je mee slibberen?”.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
slibberen , slibbere , werkwoord , baantje glijden. Als het gesneeuwd had ontstonden op de speelplaatsen vanzelf slibberbaone (glijbanen). Het was ’n grote kunst om òp z’n hukkes (hurken) te slibbere en niet om te vallen als ze probeeerden je te kakhiele (onderuit glijden).
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
slibberen , slibberen , glijden over het ijs.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
slibberen , slibbere , 1. slibberen, glijden; 2. baantje glijden
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
slibberen , slibbere , glijden op een ijsbaan. ook “sliebere”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
slibberen , slibbere , werkwoord , baantje glijden over het ijs (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland; Helmond en Peelland; Land van Cuijk; Tilburg en Midden-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
slibberen , slibbere , slippere , zwak werkwoord , slibbere - slibberde - geslibberd , "(baantje) glijden; ergens langs afglijden; Kubke Kladder – ...vur de deur hee Jantje van Hest 't vendel gezwaaid, zô schoon as hij dè alleen kan en zô lang tot dè 't zweet in lange pierwurmstraoltjes van onder z'nen hoogen zije over z'n kaoken slibberde. (ps. v. Pierre van Beek; NTC; Uit ‘t klokhuis van Brabant 9; 22-02-30); Piet Heerkens – De schooljong slibbere naor de stad / en dokkele langs de blaanke baon, (uit: D’n örgel, ‘Sneuw’, 1938); Piet Heerkens – Ik haaw toch zoveul van m'n schoon aaw plat; / et rolt zo gezond van oew lippe / en et slibbert er over oew tong zo glad / en et huppelt zo locht op oew lippe. (uit: De Mus, ‘M’n aaw plat’, 1939); Henriëtte Vunderink – op en èèsbaon meej zen alle./ ""Kakhiele"" roepe èn die veur oe/ stiekem laote valle. (uit:  Slibberen in de wènter); Cees Robben – Slibberen..? Och praot er nie van... (19580315); Elie van Schilt - wij slibberde en hard, vurral mee klompen. (Uit: ‘Alles is aanders’; CuBra ca. 2000); WNT SLIBBEREN - 3) glijden over sneeuw of ijs; A. Weijnen, Etymologisch dialectwoordenboek (1995) - slibberen - baantje glijden; Jan Naaijkens - Dè's Biks –- slibbere ww - baantje glijden; J.H. Hoeufft, Proeve van Bredaasch Taal-eigen (1836) - SLIBBEREN, voor glijden. Komt van slibbe, slibber, slijk. Z.a. Goem. SLIBBEREN - slibərə wkw (rg.) Meer in samenst. met binnen, buiten, enz. Fr. se glisser. Antw. SLIBBEREN - op het ijs glijden; Bosch slibbere - baantje glijden op ijs/sneeuw; zie slippere"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
slibberen , slippere , slibbere , zwak werkwoord , slippere - slipperde - geslipperd , "(baantje)glijden; N. Daamen - Handschrift 1916 – ""slipperen - baantje glijden""; WBD (III.3. 2:153) slippere, slibbere = glijden op het ijs; WBD (III.1.2:13) 'slipperen' = glijden; ook: 'schuiven'; C. Verhoeven - Herinneringen aan mijn moedertaal – SLIPPEREN, onov. ww (ook: slibberen) zich glijdend voortbewegen over een glijbaan op ijs of sneeuw. A.P. de Bont – slipərə(n), zw.ww. intr. 'slipperen' - glijden over sneeuw of ijs (inz. als spel van kinderen). Antw. SLIPPEREN - slibberen, Fr. glisser; WNT SLIPPEREN - glijden op een glijbaan (te Turnhout); zie slibbere"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal