elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: sleedoorn

sleedoorn , sleedoorn , mannelijk , prunus silvestris, ook sleebes genoemd.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
sleedoorn , sjleidaore , mannelijk , sjleidäör , sleedoorn, Prunus spinosa.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
sleedoorn , sleedoorn , 0 , sleedoorn, Prunus spinosa Daor stunden vrogger sleedoorns an het diekie (Hol), Een sleedoorn is een wilde plaante mit veule grote stiekels (Koe), As de sleedoorns bluit, is het meestal kold wèer (Pes), z. ook sliener(s)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
sleedoorn , sléén , sleedoorn.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
sleedoorn , sleedoorn , (Gunninks woordenlijst van 1908) sleedoorn
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
sleedoorn , sliejendôrre , sleejdôrre , sleedoorn
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
sleedoorn , sliedoorne , sleebezen , sleedoorn.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal