elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: sint

sint , sunt , [zelfstandig naamwoord] , schijn, vertooning, in de Spw. “dat is mâr veur de sunt”, om den schijn te bewaren. Ook Dre.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
sint , sunt , [zelfstandig naamwoord] , een heilige der R.C. Kerk (Sanctus), b.v. Sunt Jâpk, Sunt Meerten enz. Fri. Sint.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
sint , sunt , sunte , voor: ophef, overdrijving, bijzonderheid waarover men veel ophef maakt; ’t is ’n hijle sunt, schertsend of spottend voor: ’t is bij u heel wat, maar ik en anderen kunnen er zooveel bijzonders, (moois, lekkers, enz.) niet in vinden; spinoazie is bie heur ’n hijle sunt moar ik lust lijver mous; hij het ’r ’n hijle sunt mit = hij loopt er geheel mee weg. Zegswijs: doar lopt wat van Sunt Annen onder = ’t is voor een deel fopperij, ’t is overdreven, opgesmukt, niet de eenvoudige waarheid; Nedersaksisch Dar lopt wat van St. Annen mit under. (Bij v. Dale: er loopt wat van Sint-Anna onder = de zaak is niet geheel zuiver.) – Dat gait Sunt Jutten en om = dat is een groote omweg, en fig. van een grooten omhaal in ’t spreken, waaraan geen eind schijnt te komen. (Moet vergeleken worden met: op St.-Jutmis als de kalvers op het ijs dansen = een tijd die nooit komt. – Alsdan ruimte voor: tijd.) – Veur Sunt-Velten (Sint Valentijn, 14 Februari) wat wegbabbeln, Veur Sunt-Velten wat lijgen, Veur Sunt-Velten wat koopen, enz. = praten, enz. zonder ophouden, in ’t wilde weg.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
sint , sint , zelfstandig naamwoord, mannelijk , Daarnaast sunt. Zie de wdbb. – Sinte-Koe, benaming voor de naamdag van Sint-Maarten (11 nov.), omdat die valt in de slachttijd; vandaar ook: slachttijd. || ’t Is Sinte-Koe. Mit Sinte-Koe kregen we vroeger van de patroon ’en varken in de kuip. – Sinte-Karnuite, zie op schip.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
Sint , Sint* , zie ook sunt *.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
sint , sunt* , zie ook Sint *; “Sunt Annen” enz. ook bij v. Dale onder “loopen.”
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
sint , Söönte , Sint. Söönte Klaos: Sinterklaas
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
Sint , Sint , [eigennaam] , mansnaam.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
Sint , Sunt , [zelfstandig naamwoord] , Sint. De weinige heiligen, die in de volksmond nog leven ook onder de Hervormden zijn hier opgenomen.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
sint , sunt , [zelfstandig naamwoord] , ophef. Sunt moaken. Spinoazie is bie heur n haile sunt = daar maken ze veel ophef van. Ik heb ter laist gain sunt van, as ik joareg bin (J. v. P.) Uit zulk een gezegde blijkt, dat de betekenis zich ontwikkeld heeft uit sunt = heilige.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
Sint , Sunter , [zelfstandig naamwoord] , Sint, in Sunterkloas, Sunternikloas en Suntermeerten; uit SintHeer-Klaas enz.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
sint , sint , sint, heilige.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
Sint , Sint , Sinte, Sunt , 0 , sinten , Ook Sinte (Zuidwest-Drenthe, noord), Sunt (Zuidwest-Drents zandgebied) = 1. heilig, voorvoegsel voor namen van heiligen Sint Jan (Bov), Sunt Jopk (Sle) 2. (met kleine letter) sinterklaas De sint komp elk joor weer (Zwa)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
sint , sunt , ook sunte, Sint (voor heiligennamen).
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
sint , sunde , sonde , (Gunninks woordenlijst van 1908) sint. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: sonde (Kamperveen)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
sint , sunt , zelfstandig naamwoord , de; Sinterklaas; bijv. de goeie, oolde sunt
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
sint , seent , zelfstandig naamwoord , sint , seent VB: Nao Seent Jaan maogs te geng asperges mie sjtëke.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
sint , sunt , sint
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal