Woord: seffens
seffens , seffens
, plotseling Bron: Boers, B. (1843), [Goerees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57 |
seffens , seffens
, plotseling Bron: Boers, B. (1843), [Overflakkees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57 |
seffens , seffens
, te effens, T’effens of tevens wat minder goed is. Ook gebruikt men het hier voor oogenblikkelijk, dadelijk. , Het wordt seffens donker, heet, koud enz. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
seffens , séffes
, meteen. [Lan] Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
seffens , seffẹs
, aanstonds. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
seffens , sevves
, pas, krek. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
seffens , sèffes
, direct. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
seffens , sèffes , bijwoord
, aanstonds, dadelijk. Zie ook: sebiet. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
seffens , seffens , bijwoord
, (Zuidwest-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe) = aanstonds Kom seffens mor even an (Dal) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
seffens , seffes
, direkt, dadelijk. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
seffens , séffes
, dadelijk , Ik zal dé séffes wél éfkes doen, mér nouw moet ik urst 'n ander kerwaoj klaore. Ik zal dat dadelijk wel even doen, maar nu moet ik eerst een ander karwei klaren. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
seffens , ieséffe , bijwoord
, daarnet Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
seffens , seffes
, straks. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
seffens , sèffes
, dadelijk, zo direct, seffens , Hèij kumt sèffes. Hij komt dadelijk. Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
seffens , seffes , bijwoord
, dadelijk, aanstonds (Eindhoven en Kempenland; Helmond en Peelland; West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
seffens , [dadelijk] , seffes
, dadelijk , Det doon ich seffes waal. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
seffens , seffes
, even ook aeve, effe, efkes Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
seffens , sèffes , bijwoord
, "aanstonds, dadelijk, terstond; Betòlde sèffes?; N. Daamen - Handschrift 1916 – ""seffens - dadelijk""; De vrouw draofde 't huis deur en kwaam seffens terug mee de schoenen... (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; ’Boere-Profeet’; feuilleton in 5 afl. in de NTC 1-7-1939 –29-7-1939); A. Weijnen, Etymologisch dialectwoordenboek (1995) - seffens= effen (= even), got. ibijvoeglijk naamwoord s 'effen' + bijw. en proleptische s. Stadsnieuws - Ik zal et sèffes doen, mar irst mòt dees klaor. (041009); WNT XIV:1279 SEFFENS, tseffens: onverklaarde vormen naast TEFFENS; Hees seffes< teffens (VI:67); Jan Naaijkens - Dès Biks (1992) - sèffes bw - aanstonds, dadelijk; Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch dialect - 1899 - SEFFENS (Kemp. sevv?ns) bijwoord - terstond, aanstonds, spoedig Kiliaen - Seffens - simul, una, pariter; Goem. SEFFENS - sèf?s, bijwoord; A.P. de Bont - Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - säf?s, bijw. 'seffens' - aanstonds, dadelijk, spoedig; J.H. Hoeufft, Proeve van Bredaasch Taal-eigen (1836) - SEFFENS, voor 'te effens', t'effens, teffens of tevens, hetwelk minder goed is. Bij Kiliaen - niet, wel 'tseffens'. Bett.: in eens, op eene keer, op eens; soms ook ' oogenblikkelijk' (D. gleich). Z.a. K. Heeroma - Brabants uit de 18e eeuw (woordenlijsten Verster,1968) - SEFFENS voor 'teffens'; WNT SEFFENS, TSEFFENS - (thans alleen in Z. -Ndl.) 1) tegelijkertijd, gelijktijdig, tegelijk; 2) ineens, opeens, eensklaps." Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |