elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schrobbezem

schrobbezem , schrobbessem , 0 , schrobbezem Pak mij de schrobbessem even, dan kan ik gaon schrobben (Sle), Ik heb de tegels met de schrobbessem schoonveegd (Bor)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
schrobbezem , schrobbèssum , schrobber, boender.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
schrobbezem , schrobbessem , zelfstandig naamwoord , de; bep. harde bezem: schrobber
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
schrobbezem , schrĂ´bbessem , boender, schrobber
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal