elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schrikachtig

schrikachtig , schrikachtig , vreesachtig.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
schrikachtig , schrikachteg , schrikkeg , [bijvoeglijk naamwoord] , licht schrikkend.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
schrikachtig , sjrikėchtich , bijvoeglijk naamwoord , sjrikėchtigger, sjrikėchtichste , schrikachtig.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
schrikachtig , schrikachtig , schrikkig, schrikkerig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , Ook schrikkig (Midden-Drenthe, Veenkoloniën), schrikkerig (Zuid-Drenthe) = snel schrikkend Het jonge peerd bevölt eerst meraokel best, mar zo iniens wörde hij schrikkerig (Hav), Dat peerd mot oogkleppen anhebben, het is schrikachtig (Bco)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
schrikachtig , schrikèèchtig , schrikachtig. wa’n schrikèèchtig pèrd, wat een schrikachtig paard.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
schrikachtig , sjrikéchtig , bijvoeglijk naamwoord , schrikachtig , VB: D'n hoond ês toch zoe sjrikéchtig woerde naodat 'r bekaans oonder 'nnen ôtô wäor koëme.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal