Woord: schrijvertje
schrijvertje , schrèèverke , zelfstandig naamwoord
, geelgors, schrijvertje. 1. De eitjes van het schrèèverke (geelgors - Emberiza citrinella) zien eruit alsof ze met een fijn pennetje beschreven zijn. 2. Schrèèverkes (Gyrinus natans) zijn de kleine, zwarte kevertjes die op het water door elkaar heen krioelen. “De krinkelende winkelende waterdingskes” uit Guido Gezelle's gedicht. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
schrijvertje , schrievertien , 0
, schrieverties , (Midden-Drenthe, Zuidwest-Drents veengebied, Veenkoloniën, Zuidwest-Drenthe, zuid) = schrijvertje, soort waterkevertje, Gyrinus natator Daor bennen veul schrieverties, daor wil het vast goed bieten (Klv), z. ook schoemaker, schoonmaker Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
schrijvertje , schrijverke
, geelgors. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
schrijvertje , schrijverke , zelfstandig naamwoord
, Geelgors, Emberiza citrinella, ook: raapzaadvogeltje, legt “beschreven” eitjes, * Mr. I.H. Hoeufft, Proeve van Bredaasch taal-eigen, 1836: “Penneschrijver, ... welks eijeren gemarmerd of als met eene pen beschreven zijn.” Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
schrijvertje , schriiverke
, geelgors , Vruuger wónde'ner in de bràème wél'les ne schriiverke, mér nouw zie'de ze nie mér. Vroeger woonde er in de bramen wel eens een geelgors, maar nu zie je ze niet meer. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
schrijvertje , schrievertien , zelfstandig naamwoord
, et 1. kleine schriever in diverse bet. 2. watertor: schrijvertje Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
schrijvertje , schrèìjverke
, geelgors Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
schrijvertje , sjrieverke , onzijdig
, schrijvertje, waterspinnetje Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
schrijvertje , schriêverke
, schriêverkes , (verkleinwoord) watertorretje Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
schrijvertje , schrèèverke , zelfstandig naamwoord
, 1. kever, watertor; Henk van Rijen - watertor (Gyrinus natator); WBD III 4,2:179 lemma Schrijvertje - Het schrijvertje of de draaikever (Gyrinus natator) meet 5-7 mm. Vroeger kwam het door Gezelle beroemd geworden zeer kleine schijverke nog algemeen voor, maar het heeft zeer onder de watervervuiling geleden. Het is een klein glanzend zwart roofkevertje dat kringen op het wateroppervlak maakt en bliksemsnel onderduikt bij gevaar. schrijverke – frequent in Tilburg; watertor – Tilburg; WNT SCHRIJVER in den verkleinvorm 'schrijverke' - benaming voor de draaikevers van de soort Gyrinus natator L. in Z. -Nederl. Sjef Paijmans - Maar wij hadden voor die torren en torretjes onze eigen namen. Een schrijvertje was voor ons een schotelwasserke... (Herinneringen - CuBra circa 2002); 2. vogel; Henk van Rijen - geelgors (Emberiza citrinella); Cees Robben - ...schrèèverkes en zwollemen (19600708); Jan Naaijkens - Dès Biks (1992) - schrèèverke zelfstandig naamwoord - geelgors, schrijvertje; 3. schaatsenrijder; WBD III.4.2:246 'schrijvertje' - schaatsenrijder (Gerris lacustris) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |