elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schraper

schraper , schraber , voutenschraber , [zelfstandig naamwoord] , voetkrabber.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
schraper , skraper , zelfstandig naamwoord , 1. Krabber; scheermes met houder. 2. Schoffel waarmee men de grond los schraapt en het onkruid wiedt. 3. Gierigaard, hebzuchtige verzamelaar.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
schraper , schraoperd , 0 , schraoperds , inhalig persoon Wat is die kerel een schraoperd; eerst ik en dan kiek wij wel wieder (Eex), z. ook graoperd
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
schraper , schraper , 0 , schrapers , Var. als bij schraopen en schrappen = schraapwerktuig De schraoper zit an de zool van de ploeg (Gro), Ik muik de flesse schoon met de schraoper (Erf), Een schrabber veur bonestokken schrabben (Rod), De schraeper op de velge van de ploegekorrel schraper om het aankleven van de grond aan het wieltje te voorkomen (Smi)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
schraper , [gierigaard] , schraap , gierigaard. ook schraperd.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
schraper , skraperd , gierig persoon
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
schraper , schraaper , gierigaard
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
schraper , skraperd , skraoperd , zelfstandig naamwoord , gierig persoon. Zie ook: skraoperd.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal