elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schepper

schepper , [iem. die creëert; opziener] , schepper , Gr. opziener over bruggen en wegen. Scheppen beteekent niet slechts iets uit het niet maken, maar in het Isl. en O. F. ook vormen, regelen, hulp en raad schaffen, O. F. W. 5. da wreecke scheppa, wraak oefenen. 141. syn fryonden agen toe skepena, zijne vrienden moeten hulp schaffen [voor hem betalen.]
Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange.
schepper , [beker] , schepper , mannelijk , scheppers , een houten nap met handvatsel, handnap.
Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend.
schepper , [iemand die schept; opzichter] , schepper , mannelijk , opzichter bij een werk.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
schepper , schepper , (meervoud scheppers, in geschrifte ook: schepperen), vóór de invoering der Wet op de Waterschappen (1856) de medebestuurder van eene Schepperij of Zijlvest (= waterschap); Overste Schepper = hoofd en voorzitter der Scheppers van een waterschap. In genoemd jaar zijn de Schepperijen van Hunsegoo, nl. het Winsumer, Schaphalster en Schouwer Zijlvest (uitgezonderd de Noordpolder met het Uiterdijk) tot het Waterschap Hunsegoo samengesmolten. “De gecommitteerde Scheppers van het Scharmer Zijlvest gedenken schouwing te doen houden over de Schepperij van het Ooster-Stadshamrik”, enz. (1865). “Het Scharmer Zijlvest wil, door gecommitteerde Schepperen, verpachten”, enz. – In een dorp, eene vereeniging of in een huisgezin schepper en schriever (ook Drentsch) genoemd te worden, beteekent zooveel als: iemand zijn die daar alles bestuurt en beheerscht, die zijn wil altijd weet door te drijven, naar wiens (of: wier) pijpen ieder danst. Vgl. abt en voogd. (v. Dale: schepper = lid van een dijksbestuur.)
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
schepper , schepper , zelfstandig naamwoord, mannelijk , vgl. waterschepper, woosschepper.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
schepper , schepper , [zelfstandig naamwoord] , tot de Wet op de Waterschappen van 1856 de bestuurder van een schepperij, een zielvest. De Overste Schepper stond aan ‘t hoofd. De abt van Wittewierum was overste schepper van de Drij Delfsielen; Ripperda van Farmsum van ‘t Faarmsommer Zielvest- de hofmeester van de Rode Schoul bij Bedum van ‘t Winsemer Zielvest- de abt van Aduard zelf van ‘t Schaphaalster Zielvest. De 12 scheppers van ‘t Winsemer en Schaphaalster Zielvest werden aangezworen onder de blote hemel voor ‘t Zielvesterhoes te Onderdendam bij klimmende zon. Fig. Zai is ter zoveul as schepper en schriever = zij bestuurt en regelt er alles. || overste schepper
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
schepper , schepper , [zelfstandig naamwoord] , Groot is de Schepper. Ook: Ieder is de schepper van zien aigen gelok. || overste schepper
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
schepper , schepper , 0 , Var. als bij scheppen II = schepper, vooral in schepper en schriever de baas (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe) Aj daor komt, kuj het drekt zien; die is daor schepper en schriever (Sle), ...schöpper en schriever (Mep), z. ook tapper
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
schepper , schöpper , melkmonsternemer.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
schepper , schepper , schrepper , zelfstandig naamwoord , de 1. schepper, iemand die iets creëert, in het bijzonder: God 2. in (de) schepper en schriever degene waar het allemaal om draait, die het voor het zeggen heeft, alles regelt 3. degene die iets schept
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
schepper , schöpper , zelfstandig naamwoord, mannelijk , schöppers , schöpperke , meelschep, schepper
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal