elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schemer

schemer , [halfduister] , scheemer , schimmer , schemering, ook soms voor schaduw, waarvoor het oudtijds ook gebruikelijk was, glans.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
schemer , schemmer , onzijdig , schemer.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
schemer , schièmmer , mannelijk , schemer. Zie ook: tweidoonker
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
schemer , schemer , [zelfstandig naamwoord] , 1 schemering. In de schemer.; 2 gedaante, schaduw, schim. Wie zaggen heur schemer op ‘t gedien. || schemern
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
schemer , schemer , schemering , 0 , Ook schemering = schemering Wai willen nog een schoffie in de schemer zitten (Row), Het was al in de schemer, doou e an kwam zetten (Eex), De schemering vaalt al in (Een)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
schemer , schimmer , schemer.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
schemer , skemer , schemer
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
schemer , schiemer , schemer , zelfstandig naamwoord , de, et; schemer, halfduister, schemering
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
schemer , schiemmer , schemer
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
schemer , skemer , zelfstandig naamwoord , schemering. Zie ook: twieduuster.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
schemer , sjemer , schemer
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
schemer , schiemer , zelfstandig naamwoord , schemer; 1941 - Onze vadder keek um in de schiemer nao... (Naarus, ps. van Bernard de Pont, Brieven van 'n oud Tilburger.)
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal