elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schalie

schalie , schalie , vrouwelijk , "lei; doch niet veel wanneer ze in eene lijst is gezet. Zoo zegt men ook schaliedak voor leiƫn dak; schaliedekker voor leidekker, enz."
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
schalie , schaolie , lei, als dakbedekking.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal