Woord: sajet
sajet , siët
, sajet; siëtten = sajetten, van sajet. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
sajet , sîjet , vrouwelijk
, Sajet. ʼn Dik klüngel sîjet. Een dik kluwen sajet. Ook Zaansch O. V. I. p. 41. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
sajet , sajet , sijet , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, Gewoonlijk in de vorm sijet (met klemt. op jet). Zekere soort van wol. Zie de wdbb. || Een kloen sijet. – Evenzo sijetten, bijvoeglijk naamwoord Sajetten, van sajet. || Sijetten sokken. – De vorm sijet wordt ook elders b.v. in Friesl. en Oost-Friesl. ,gehoord (KOOLMAN 3, 80). Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
sajet , sîjet , vrouwelijk
, Sajet, ʼn Dik klüngel sîjet. Een dik kluwen sajet. Ook Zaansch O. V. I, p. 41. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
sajet , sejet
, sajet. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
sajet , sjet , mannelijk
, sajet Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
sajet , siet , sejet , zelfstandig naamwoord onzijdig
, borduurwol, in allerlei kleuren, voor n letterdouk enz., maar niet voor kousen. Holl. sajet = hozegoarn, stòpgoaren. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
sajet , saajët , mannelijk
, sajet. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
sajet , sjet
, sajet. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
sajet , seert
, sajet. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
sajet , sajet , sejet, sjet , 0
, Ook sejet, sjet (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe) = sajet, tot garen gesponnen wol Zwart sajet, veer of viefdraods veur starke sokken (Hoh), Sajet is mooi wollen gaoren (Eex) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
sajet , sjet
, halfruw wollen garen. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
sajet , sjet , seert, sjeert
, (Kampen) sajet. Ook: seert (Kampereiland, Kamperveen), Gunninks woordenlijst van 1908: sjeert Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
sajet , sjèt , zelfstandig naamwoord
, draadwol, * Dr. P.A.F. van Veen, Etymologisch woordenboek, de herkomst van onze woorden: sajet: gesponnen wol, * J. Verdam, Middelnederlandsch handwoordenboek: saai: weefsel, * H.H. Mallinckrodt, Prisma Latijn handwoordenboek: sagum: korte wollen mantel, later: deken. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
sajet , sjet
, sajet. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
sajet , sjet , zelfstandig naamwoord
, sajet: tot garen gesponnen wol Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
sajet , sêêt , sjet , zelfstandig naamwoord
, sêêtjie , [O] sajet, een goedkoop soort breiwol Kloentjie sêêt Kluwen sajet Kouse stoppe en sêêt toegeve Werken en er nog geld op toeleggen Ook sjet Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
sajet , siët , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, - , - , sajet , siët VB: Bring mich 'nne vroonk siët mêt, daan kên ich mich e päor zokke sjtrikke. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
sajet , sjèt
, garen Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
sajet , saoj
, sajet. ook “sjet”. getwijnd brei en stopgaren. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
sajet , sjet
, sajet, getwijnd brei of stopgaren. zie ook “saoj”. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
sajet , sjet , zelfstandig naamwoord
, sajet, tot garen gesponnen wol. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
sajet , sjét
, sajet (niet gekamde wol) Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
sajet , sjet
, wollen brei- en stopgaren Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect. |
sajet , sjet , zelfstandig naamwoord
, stopgaren (Den Bosch en Meierij; Land van Cuijk; West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
sajet , sjèt , bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord
, sajet; Cees Robben – D’n sjetten sok (19570706); J.T. Bonthond, Woordenboek voor de manufacturier (1947) Saai. Grof kamgaren Serge-weefsel. Sajet. Breigaren, uit niet gekamde en gerekte (crossbred) voorgarens gesponnen. ; Els de Baan - Saai werd gemaakt van grove kam wol (kantoren). Hierdoor was saai voordeliger dan laken, dat van fijne Engelse kamwol was vervaardigd. Voor de kettingdraden (weven) werden speciale, gelijkmatig gesponnen en sterk getwiste kamgarens gebruikt. Die resulteerde in een gladde stof. Na het vlaken, wassen, smouten, kammen, spinnen en weven werd de wol, in tegen-stelling tot laken, eerst gevold (vollen] en dan geverfd. (...)Saai was een zeer gewild produkt, zeker in de late 16de eeuw en in de eerste helft van de 17de eeuw. In 1601 werden in Leiden meer dan 40.000 stuks saai vervaardigd. Deze stad had een aparte saainering. Behalve voor bovenkleding werd saai ook gebruikt voor gordijnen. Saai wordt nu niet meer gemaakt. Sajet, een getwijnd wollen garen, was geschikt voor bijvoorbeeld het breien van kousen. Ook tegenwoordig wordt kousenbreiwol en kousenstopwol nog aangeduid als sajet. (Goed garen, 1994); WNT – lemma Saai – 1920 - Zekere lichte, gekeperde wollen stof: gekeperde kamelot of wollen grein. - Als een stof die in het bijzonder door de lagere standen wordt gedragen. znw. onz. Mnl. sai. Ontleend aan fr. saye. WNT – lemma Sajet – 1920 - znw. onz. Ontleend aan een verkleinw. bij fr. saye, verg. SAAI (I). Daarnaast vroeger sayette, vr. — Halfgekamd wollen garen, in den regel in toepassing op getwijnd brei- en stopgaren. WBD (III.2.1:381) sjèt, 'saai' = kousenwol; C. Verhoeven - Herinneringen aan mijn moedertaal – SJET m - sajet, wollen garen, gebruikt om 'sjetten' kousen te breien en te stoppen. Weijd sjèt (krt. 102) is Frans leenwoord. A.P. de Bont – s’ät, zelfstandig naamwoord m. 'sjet' - sajet; Hees sjet, sjette sokke (I:15); Bosch sjèt - sajet, breigaren Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |