Woord: roosduif
roosduif , róósduif
, duif, die meestal in een kooi binnenshuis verbleef en scheen te helpen tegen koorts. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
roosduif , roewesdùìjf
, tortelduif Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
roosduif , rósdeufke , zelfstandig naamwoord
, tamme tortelduif (Den Bosch en Meierij) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
roosduif , roeësdoef , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, roeësdoêve , roeësduufke , tortelduif Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |