Woord: ritnaald
ritnaald , ritnal
, (ritnaald); een zeer schadelijk insect in de wortel van veld- en tuingewassen, eene soort van Elater. (v. Dale: ritnaald = de larve der Springkevers.) Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
ritnaald , ritnal*
, zie “ritnaald” bij v. Dale. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
ritnaald , ritnaal , [zelfstandig naamwoord]
, ritnaald, kniptorlarve; ongedierte in ‘t land. Wat wait n koopman van ritnalen? = schoenmaker, hou je bij je leest! Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
ritnaald , ritnoale
, ritnaald, larve van een kniptor. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
ritnaald , ritnaald , 0
, ritnaalden , ritnaald Aj veurjaors begunnen te plougen, wuppen de kwikstaarten achter de ploug an om ritnaolden te pikken (Eev), Ik heb last van ritnaalden in de toen en veural in de bonen (Dro), Een ritnaold kan niet over zun kan niet tegen de zon (Eev) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
ritnaald , ritnaold
, larve van de kniptor. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
ritnaald , ritnaalde , ritnaald , zelfstandig naamwoord
, de 1. ritnaald 2. (vooral van een kind) iemand die voortdurend druk is Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
ritnaald , ritnôld
, larve van de kniptor Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
ritnaald , ritnaoldj , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, ritnaoldje , larve van kniptor Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |