Woord: prakkeseren
prakkeseren , prakkeseeren
, nadenken, zien te vinden door nadenken. Gron. prakkezijern; ook = denken, nadenken, hoofdbreken hebben. Westf. prackesêren. (v. Dale: prakkezeeren = uitdenken, bedenken, vinden.) Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
prakkeseren , prakkezijêrn
, doen, verrichten; dat mōst mie nijt weer prakkezijern = dat moet gij niet weer doen, dat moet gij u niet weer onderstaan; ook Oostfriesch. – Ook = denken, nadenken, aanhoudend over eene zaak denken. Drentsch prakkezeeren; prakkezoatsies hebben, sterker: vōl prakkezoatsies zitten = er steeds op uit zijn om iets nieuws te bedenken, iets uit te vinden, en daardoor afgetrokken, in zich zelven gekeerd zijn; in ’t algemeen: iemand die veel denkt; “Zoo’k zeg, hij zit vol prakkezoatsies, Hij denkt en knooit schier dag en nacht.” Oostfriesch praktiseren, Westfaalsch prackesêren. (v. Dale: praktizeeren = uitbedenken, uitvinden.) Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
prakkeseren , prakkĕzeerĕn
, bepeinzen. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
prakkeseren , prakkezeere
, nadenken. Et prakkezeere kump van de erme luu, die arm is moet slim zijn. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
prakkeseren , prakkezeeren , zwak werkwoord
, piekeren Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
prakkeseren , prakkezaaiern , prakken , [werkwoord]
, ook: ptakkezeren (Westerkwartier) =1 diep nadenken. Dòkters mouten n bult prakkezaaiern; 2 uitdenken en uitvoeren. Dat most nooit weer prakkezaaiern!; 3 wat kloar prakkezaaiern = klaar spelen; 4 met moeite stoppen in een kist of kast: Koopman prakkezaaierde zien spullen weer in de kiep. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
prakkeseren , prakkezaaiern
, nadenken, peinzen Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
prakkeseren , prakkezeiere
, prakkezeierde, haet geprakkezeiert , piekeren. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
prakkeseren , prakkezeren , prakkezèren, prakkedenken , zwak werkwoord, onovergankelijk
, Ook prakkezèren (Midden-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid), prakkedenken = 1. diep en zwaar nadenken Daor moet wij nog eerst even over prakkezeren; daor kun wij zo maor gien antwoord op geven (Emm), Ik mus wel even prakkezeren. Ik wus niet precies, wat of der noou zegd was (Eex), Daor mu’k nog ies goed aover prakkedeinken (Mep) 2. zorgelijk nadenken Wat is dat met oos wicht; ik heb het geveul dat ze prakkezèert zorgen heeft (Bei) 3. bedenken (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe) Ik kun niet meer prakkezeren, waor ik het laoten had (Pdh) 4. erbij halen (Zuidwest-Drenthe, zuid) Ze hadden mij ook ies bij de zangvereniging prakkezeerd, mar det was niks ewèerd. As ik zinge, dan brek het touw en hef ’t varken de pote uut (Ruw) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
prakkeseren , prakkezeren , plakkezeren
, 1) nadenken, uitdenken, verzinnen, piekeren. laot me‘s efkes prakkezeren, laat me eens eventjes nadenken. wa prakkezeerde toch, wat denk je wel; 2) zich zorgen maken. ge moet nie zo veul prakkezeren, je moet je niet zoveel zorgen maken. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
prakkeseren , prakkezeren
, 1. peinzen; 2. Gunninks woordenlijst van 1908: malen; 3. Gunninks woordenlijst van 1908: bedenken Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
prakkeseren , prakkeseren , werkwoord
, 1. flink nadenken, peinzen, piekeren 2. bedenken, bij zichzelf nagaan Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
prakkeseren , prakkezere , werkwoord
, prakkezeerde, geprakkezeerd , prakkiseren , VB: Ich heb mich kepot geprakkezeerd oe ich dè ieder heb geziën.; piekeren prakkezere Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
prakkeseren , prakkezeere
, 1. nadenken; 2. uitdenken Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
prakkeseren , prakkezere
, bedenken Bron: Peels-Mollen, J. met werkgroep Weerderheem in Valkenswaard (Ed.) (2007), M’n Moederstaol. Zôô gezeed, zôô geschreeve. Almere/Enschede: Van de Berg. |
prakkeseren , prakken
, prakkizeren; prakkezaosie, 1. gepieker, getob; 2. financiële moeilijkheid. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
prakkeseren , prakkezeere , werkwoord
, nadenken (Den Bosch en Meierij; Tilburg en Midden-Brabant; West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
prakkeseren , prakkezere
, prakkezeertj, prakkezeerdje, geprakkezeerdj , piekeren , Prakkezere doon erm luuj: arme mensen moeten vaak piekeren om de eindjes aan elkaar te knopen. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
prakkeseren , prakkezeêre , werkwoord
, prakkezeertj, prakkezeerdje, geprakkezeerdj , nadenken, piekeren, dubben; prakkezieëre (Weerts (stadweerts)) dubben, nadenken, piekeren Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
prakkeseren , prakkezeere , zwak werkwoord
, prakkezeren, diep nadenken; Interview met de heer De Kok (1978) – Jaaa, dè, Jan Brinkhorst hadde daor, war (Körvels Huukske), Peer Daome hadde daor èn… jè, èn van Aarle èn Dikke Smits. Zowiets allemòl. Ik kan er zo meschien ak prakkezeer wèl twinteg van opnoeme!; De vurrege keer vroeg dieje meens van de kraant òn alle kandidaote wèsse de schonste Tilburgse ötdrukking òf ’t schonste gezègde vonne. Naa, daor hoefde-n-ik nie lang oover te prakkezeere. ’t Schonst vèèn ik: ‘Ge ziet mar, ge doet mar, ’t is gemak zat’. (Ed Schilders; Wè zeetie?; website Brabants Dagblad Tilburg Plus 2009) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
prakkeseren , prakkezaere
, nadenken; peinzen; mijmeren Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |