Woord: potstal
potstal , pòtstaal , [zelfstandig naamwoord]
, potstal, waarin telkens nieuw strooisel op ‘t oude geworpen wordt; nog enkel in Westerwolde Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
potstal , potstaal
, (ouderwets), stal waarin het vee los rondliep Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
potstal , pótstal
, ouderwetse stal zonder vloer waarin het vee op de mest stond. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
potstal , potstal , 0
, potstal, ouderwetse stal, waarin het vee - vaak jongvee - op de mest stond Der zit nog een dikke bonke mest in de potstal (Bro), Een potstal oetmesten was een gemartel (Pdh) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
potstal , potstal
, zachte stal, stal waarin de koeien op hun eigen mest staan en dus steeds hoger komen te staan, want er komt ook steeds strauwsel onder. Dit in tegenstelling tot de groepstal. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
potstal , potstal , zelfstandig naamwoord
, de; potstal Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
potstal , potstal
, soort stal Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
potstal , potstal
, stal waarbij de mest gedurende de stalperiode van de koeien niet werd afgevoerd, aan het einde van de winter stonden koeien wel een meter hoger dan to Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
potstal , potstal , zelfstandig naamwoord
, potstel , potstelke , oud staltype, waarin de koeien op stro stonden en daarin hun mest lieten vallen. Op de laag van stro en mest werd regelmatig nieuw stro gelegd. De laag van stro en mest werd daardoor steeds hoger. Een of twee keer per jaar werd de stal uitgemest en het mest over het land uitgestrooid. De koeien stonden vroeger vaak zomer en winter op stal omdat veel boeren geen weiland hadden Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
potstal , pòtstal , zelfstandig naamwoord
, WBD achterstal (deel v.d.koestal, achter de koeienstand, achter de mest- goot of achter de koedrempel), ook 'aachterstal' genoemd; Audioregistratie 1978 - Toen han de boere ene pòtstal, hè. Nouw hèbbe ze verharde vloere in de stal èn naa hèbbe ze wir nuuw stalle. Nouw hèbbe ze vort en drèèfmiststal mar toen han ze pòtstal. Dè was zon gat, zonnen hôogen dam èn daor stonde die koeje op èn de mèst wèrd zommar truggegôojd achter èn daor koste durflòsse!” [check] (Interview met Heikanters - Transcriptie door Hans Hessels) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |