elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: betonie

betonie , meitonneke , mertunneke , hier metunneke uitgesproken, sleutelbloem.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
betonie , petonnie , pioenroos
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
betonie , pittertùnnekes , pettertunneke , petunia’s, sleutelbloem.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
betonie , petunnekes , sleutelbloemen , De petunnekes bloeje al in d’n hof, 't zén toch dankbare bluumkes èllek jaor wir. De sleutelbloemen bloeien al in de tuin, het zijn toch dankbare bloemen elk jaar weer.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
betonie , pittertunnekes , 1.petunia’s; 2. sleutelbloem
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
betonie , mieketunneke , sleutelbloem, primula
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
betonie , petunneke , fietun neke, mietunneke , zelfstandig naamwoord , sleutelbloem (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland); fietunneke; sleutelbloem (Helmond en Peelland); mietunneke; sleutelbloem (Helmond en Peelland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
betonie , mertuntje , zelfstandig naamwoord , "PM sleutelbloem; marteunisje (?); N. Daamen - Handschrift 1916 – ""meertuintje - Primula vere""; Henk van Rijen – 'mèrtuntje'- gewoon sleutelbloempje (Primula officinalis); WBD III.4.3:259 mèrtuntje - sleutelbloem (Primula veris); WBD III.2.1:445 'meteuntje' = petunia (Petunia hybrida); WBD III.2.1:447 'mateuntje' = primula (Primula vulgaris), ook genoemd 'sleutelbloem'; De bos pèèrse petuunekes/ die giestere nòg schôon stond/ leej naa as ene toddenhôop/ verrèègend òp de grond. (Lechim; ps. v. Michel van de Ven; ongedateerd knipsel 1960-1980; uit: Et begien van de kèndervekaansie); A. Weijnen, Etymologisch dialectwoordenboek (1995) - mertuntje - sleutelbloem; S.G. meteuntje (S.G. beteunie 186; betonie 42,185); Weij (T&T 38:88) mertuntje zelfstandig naamwoord 'sleutelbloem'. Heukels 1907, 199 geeft metuintje voor 'gewone sleutelbloem' een woord dat bij Van Dale en in het WNT niet vermeld wordt, maar een doorzichtige vervorming is van 'betonia'. Heuk. METUINTJE - gewone sleutelbloem (primula officinalis Jacq.); Betonie - Scrophularia nodosa L. - Helmkruid. Betonie - oude naam (N.H., G.H., Dod.) voor beteuniebloem, Betonica officinalis L. Heuk. MARTEUNISJE (Z.H.) - slanke sleutelbloem, Primula elatior Jacq. MEERTENSBLOEM (Achterh.) - sleutelbloem, Primula L."
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal