Woord: peren
peren , peeren
, voor: veel eten, ook: veel drinken; wei zellen hōm peeren, dat beloof ʼk joe = wij zullen ons best doen; zij hebben hōm peerd = zij hebben zich niet onbetuigd gelaten. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
peren , [winnen] , peeren
, Winnen (jongensterm). H(i)ee peert ze – hij wint. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
peren , peren , zwak werkwoord, intransitief
, Een stevige borrel drinken. || Hè, daar staan ze weer te peren. Die kennen ook peren (zijn goed van innemen). – Evenzo in Gron. in de zin van veel drinken, soms ook veel eten (MOLEMA 552); in Friesl. zegt men: die peert ’em, van iemand die drinkt. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
peren , peeren , pieeren
, (Infinitief niet in gebruik). Winnen (jongensterm). H(i)ee p(i)eert ze – hij wint. H(i)ee haalt ʼm. Ook: H(i)ee p(i)eert ʼm aardig! Drinkt vlug eenige borreltjes achtereen op. Ook: raken, zich te goed doen. Ik zal ʼm van aovend is p(i)eeren; wi (h)eb de wòstekètel op vü̂r. H(i)ee p(i)eert ʼm, bet.: hij is aan den drank. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
peren , péêre
, slaan D’r op péêre Erop slaan; gooien Wegpéêre Weggooien; vallen D’r af péêre Eraf vallen; D’r uut péêre vlug weglopen; D’r tussenuut péêre wegrennen, er vandoor gaan. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
peren , paere
, paerde, haet gepaert , drinken; slaan. Veer kreege gout gėt te paere en laater kreege ver ze ouch noch éns gepaert: wij kregen veel te drinken en later ook nog een pak slaag. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
peren , pèère , werkwoord
, slaan, er vandoor gaan. 1. Hij pèèrde-n-er òp of ’t niks was. Hij sloeg er op los. 2. Pirke moes schoolblèève mar hij is ’r tussenöt gepèèrd. Hij is er vandoor gegaan. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
peren , [slaan] , peren
, slaan. hij peert erop, hij slaat er op los. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
peren , pèère , werkwoord
, er tussenuit knijpen, ww - schoppen, bv. tijdens het voetballen. Pèèr t’m d’r in! Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
peren , pèère
, peren , Dé’s goed um meej dur de pèère mölk te baoje. Dat is goed om mee door de perenpap te lopen. Ze heeft een korte jurk aan. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
peren , pèère
, slaan , Flèère, pèère, slaoge én slôn, dóffe én fómpe mér't bliif handwerk. Zes verschillende woorden om handtastelijk te zijn, maar het bleef wel handwerk. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
peren , paere
, paertj, paerdje, gepaerdj , slaan , Ze gepaerdj kriege. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
peren , paere , werkwoord
, paêrtj/paertj, paerdje, gepaêrdj/gepaerdj , ‘m flink paere – 1. een stevig glas drinken, hem goed raken 2. er flink tegenaan gaan Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
peren , paere , werkwoord
, slaan, met de vuist, d'r tössenuut -, hard weglopen, <'m -, hard werken Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
peren , pèère , zwak werkwoord
, pèère - pèèrde - gepèèrd , "1. peren = meppen, slaan; Informant Toine Raaijmakers: Hij pèèrdenem teege zen oore; – er teegenon pèère - erop slaan: flink aanpakken; letterlijk: peren; figuurlijk: hard werken: Cees Robben – Wè zal ik ‘m père... (19570309); Stadsnieuws: We zulle der es flink teegenòn pèère - we zullen ze eens flink van katoen geven (131209); WBD III.1.2:30 'ertegenaan peren' = slaan; ook: bossen, naaien,een labbezoet geven'; WBD III.1.2:56 'peren' = een pak slaag geven; ook: 'afperen,bijperen; ertegenaan peren, erop peren' e.d. 2. weglopen, vluchten; – er tussenöt pèère - zich uit de voeten maken, hard weglopen; De Wijs – Er tussen uit peere (04-07-1969); WBD III.1.2:129 'ertussenuit peren' = op de loop gaan; Piet van Beers – ‘Tusse Kèrst en Nuu..’: 't Aawjaor pèèrt er èut/ èn heurt tot ' t verleeje. (‘t Èlfde buukske, 2010); 3. ongemanier eten of drinken; Daamen, Handschrift Tilburgs (1916): ""hij kan em ongemakkelijk paire (hij kan ongemanierd eten en drinken)""; De Bont, Dialect v. Kempenland (1958): pe.r?(n); zw.ww.tr. 'peren' - slaan 'em pere' veel drinken of eten. Met al deze betekenissen: Reelick, Bosch Woordenboek (1993): pere - slaan, erop slaan; hard werken, wegrennen. Verwantschap met 'muilpeer'?; Cornelis Verhoeven (Udenhouts): PEREN (péére) onov.ww - een krachtige beweging uitvoeren; in verschillende samenstellingen, bv 'r op péére - erop slaan (vgl. muilpeer); 'r öt péére, er haastig vandoor gaan. Jan Naaijkens, Dè's Biks (1992): pèère ww - slaan, ervandoor gaan" Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |