Woord: pelen
pelen , peële , piële
, feestelijk versieren (buiten het huis); buitenversiering (papieren roosjes aan groene takken binden; bij groot feest; b.v. bruiloft enz. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
pelen , [versieren (met bloemen, gekleurd papier)] , péélen
, versieren met (papieren) bloemen, linten, gekleurd papier, groene slingers, takken of kleine denneboompjes. Een ‘jong’ lijk (van een ongehuwde), de pijp van een bruidegom, het huis van een bruidspaar, dit alles wordt ‘bepéélt’. Bepéélen is ‘met péélsel (bloemen enz.) versieren. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
pelen , peele , werkwoord
, buitenshuis met bloemen versieren (Den Bosch en Meierij; Land van Cuijk) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |