Woord: palmtak
palmtak , palmtakke
, palmtak. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
palmtak , palmtak , 0
, tak van een palmbos. De palmtak, daor kwam de haan boven op op Palmzondag (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
palmtak , pallumtak
, palmtak. verkl. pallumtèkske. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
palmtak , palmtakke , zelfstandig naamwoord
, de; palmtak: nl. van de buksboom Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
palmtak , pallemtèkske
, palmtakje Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |