elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: otteren

otteren , otteren , zwak werkwoord, intransitief , Bezig zijn, aan de gang zijn, meest met de bijgedachte, dat dit op een vreemde of onbehoorlijke manier geschiedt. || Ze otteren raar mit mekaar (van een vrijerij, die wat al te vrij is). – Iemand (stil) laten otteren, hem laten betijen, laten begaan. || Laat die kinderen maar otteren (laat ze maar vrij met elkaar spelen, zonder wat wij er ons mee bemoeien). – Het woord is ook elders in N.-Holl. bekend; vgl.: “Daar is myne lieve vrinden geen lastiger otteren dan het otteren met ziektens”, uit een brief van BETJE WOLFF, a° 1799 (Navorscher 16, 163). – Zie oeteren.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
otteren , ottere ,   ,   , zwoegen en sjouwen.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
otteren , hoddern , [werkwoord] , 1 schateren. Hòddern en schòddern; zie ook ottecn en schoddern; 2 havveln. Die ‘t doet is n hòdderbek; 3 stotteren, stamelen. || òttern; schòddern , (Hogeland)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
otteren , ottere , onhandig bezig zijn.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
otteren , ottere , werkwoord , Stinken (als een otter). | Wie het hier zitte te otteren?
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
otteren , öttere , ötterde, haet of is geöttert , knoeien: stuntelig werken.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
otteren , ooteren , otteren , knutselen, bezig zijn, klungelen. wa ligder toch te otteren, wat ben je toch aan het klungelen.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
otteren , ottere , werkwoord , otter, otterde, ge-otterd , hun gang laten gaan Laet die jonges maor ottere
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
otteren , ottere , hen ottere , knoeien, klungelen
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
otteren , ottere , werkwoord , klungelen (Den Bosch en Meierij)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal