Woord: oost
oost , oost
, voor: oosten; ’t oost van Drente = het oostelijk gedeelte van Drente. Gron.: in ’t oost opgoan = oostwaarts gaan. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
oost , oost , mannelijk
, het oosten. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
oost , oost
, in de zegswijs: van oost wijten (weten) = wijten woar oost is = weten wat hem te doen staat, begrijpen hoe hij in zulke gevallen te handelen heeft. Wellicht zooveel als: hij kan zich oriënteeren, in fig. zin. – oost, voor: oosten, ook Drentsch, Oostfriesch; hij gait in ʼt oost op = hij gaat in de richting van het oosten; in ʼt oost is de lōcht rood. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
oost , oost*
, zie ook oostan *. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
oost , Oeës
, Oost (Indië). Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
Oost , de Oost , [toponiem]
, Hai gaait noa de Oost. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
oost , oost , [zelfstandig naamwoord]
, Hai kikt Oost en West = alle kanten heen. Hai wait van Oost = hij weet er alles van. (Als een zeilschip te ver Westelijk had aangehouden, moest de kapitein na de storm weten, hoe ver hij terug moest; die moest van Oost weten J. Steendam, De Zee 1922, 620.) Spr. Oost, West,.... thoes is ‘t ook nait ales. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
oost , oost
, Karakteristiek voor de confectiefabriek van de gebr. Levie (Alexander en Theo): De Jiddisje Oost. Men bedoelde ermee, dat deze firma voor vele joodse jongeren een laatste maatschappelijke toevlucht was. Met de mogelijkheid op sjabbes vrij te zijn. Bron: Meijer, J. (1984). Tolk van ’t Olle Volk – Joods Supplement op het Nieuw Groninger Woordenboek van K. ter Laan. Heemstede |
oost , oost , 0
, 1. oost, windrichting De wind is al de hele dag oost; der kan morzo een vörsie achteran kommen (Hijk), Die koppel fietsers gung oost op in oostelijke richting (Pdh), De wind is oost an zit in het oosten (Sti), (fig.) Hij pietste hum even an de kont langes en dan wus het peerd wel weer van oost wist het paard weer hoe het hoorde (Klv), Hij deur of hij nargens van wus, mar hij wus wal van oost wist het precies (Flu) 2. Ned. Oost-Indië Een aoldome van mij gunk as koloniaal naor de Oost (Ruw) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
oost , ost
, oost. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
oost , oost
, oost Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
oost , oos
, oost, Oost-Indië. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
oost , oost , oosten , bijvoeglijk naamwoord
, uit het oosten Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
oost , oost , zelfstandig naamwoord
, et 1. oostelijke richting 2. oostkant van een dorp of streek, bijv. Ze woont op ’t oost Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
oost , ôôst , bijvoeglijk naamwoord
, oost; Hij weet z’n ôôst uit z’n west nie Hij is de kluts kwijt Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
oost , oos , zelfstandig naamwoord
, Oost-Indië , d'n oos VB: Wackers ês vreuger ién d'n oos gewès, dao hèt 'r de Milletèr Willems-orde verdeend. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
oost , oost
, donkere wolken in de nazomer, die geen regen geven (W.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
oost , oeëst
, oost Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
oost , oeëst , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, d'n -, oosten Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |