Woord: nieuws
nieuws , nijs , zelfstandig naamwoord
, nieuws. Zoo ook Fri. Dre. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
nieuws , nys , nijskes , [bijwoord]
, voor korten tijd, onlangs. Zwe. nysz, nyligen. De. nys. Fri. niis. Hd. Neulich. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
nieuws , neis , nijs, nais
, nieuws; wijstoe niks gijn nijs? ook Drentsch, Oostfriesch; neis aan iets hebben = met belangstelling bezien, er behagen in scheppen; hij het ’t neis d’r of = de aantrekkelijkheid van het nieuwe is er voor hem af, hij heeft er geen behagen meer in; Spreekwoord: ’t Grootste nijs duurt drei doag. Noord-Brabant nays, Hoogduitsch neues; Zie ook: neis 1, en: deegs. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
nieuws , neis , neisies, neiskes, neiskers, nijs, nijsies, nijskes
, kort geleden, zeer onlangs; (te Niezijl: hij is nijs hier west = hij is zooeven hier geweest); ook Drentsch, Overijselsch – Friesch nijs, nijskens, nijskes, nies = zooeven; Noordfriesch naïs, Deensch nysies, de korste tijdduur tusschen beide, en is beperkt tot uren of gedeelten er van; Hoogduitsch neulich. Jud. 4:4 nieuwliks = onlangs; – neisdoags = lestdoags = onlangs op een dag; Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
nieuws , nieuws , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, Daarnaast nuws. Zie de wdbb. || Ik heb goed nuws. – Zegsw. Voor de rest geen nieuws, en daarmee uit. || Je kenne (kunt) ’en aâre stiek (betrekking) zoeken en voor de rest geen nieuws. Vroeger mit ’en felle winter kon-je opeten wat je eigen land opbrocht, maar voor de rest gien nuws (van elders kon men geen voedsel aanvoeren). “Hoeveel huur doen de woningen, die slechts bestaan uit één vertrek met een klein kamertje er bij?” “Een gulden Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
nieuws , nijs*
, zie ook neien* [bldz. 545.] Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
nieuws , niets
, nieuws. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
nieuws , nais , nijs , zelfstandig naamwoord onzijdig
, Westerkwartier altijd NIJS = ‘t nieuws. ‘t Grootste nais duurt mor drij doage = dan praat men al weer over wat anders. Hai het ‘t nijs ter òf. Aaltied wat nais, zellen wat deegs = alle verandering is geen verbetering. Der is gain nijs onder de zun. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
nieuws , nais , nijs
, 1 zo pas. Hai het nijs, nijskes nòg hier west. (In ‘t Westerkwartier alleen deze bet.).; 2 onlangs. Dat ston nais in de kraant.; 3 binnenkort. Ons hoes mout nijs vaarfd wòrren.; 4 (Stad) opnieuw, van nais. Most weer nais; ook op nais. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
nieuws , van nais , van naizen; van nijs
, van nieuws. || van nijzen Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
nieuws , vernijs
, ook: veur nijs (Hogeland, Oldambt, Veenkoloniën, Westerwolde) zie: van nais. || van nais Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
nieuws , néêjs , onzijdig
, nieuws Dè’s gén néêjs mér! Dat is geen nieuws meer Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
nieuws , néêjs
, benieuwd néêjs zien nor benieuwd zijn naar; Gruwelek néêjs zien! Erg benieuwd zijn. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
nieuws , nijs
, nieuws Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
nieuws , nuws , zelfstandig naamwoord
, Nieuws. Zegswijze en voor de rest gien nuws, en daarmee basta! – Van nuws of an, opnieuw, van voren af aan. | Begin maar weer van nuws of an. – Jij hewwe allemaar wat nuws, maar zelden wat goeds. 1. jij hebt iedere keer weer andere noten op je zang. 2. jij bezorgt me steeds weer andere problemen. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
nieuws , nuuts , onzijdig
, nieuws. Gei nuuts, gout nuuts: geen nieuws, goed nieuws. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
nieuws , néjs
, bericht over iets dat nog onbekend was. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
nieuws , niejs
, 1. nieuws. 2. opnieuw (van niejs beginnen = opnieuw beginnen). Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
nieuws , niejs
, nieuws; * van niejs: van voren af aan. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
nieuws , neis , naais, nais, neeis , 0
, (met rekking in Kop van Drenthe en Veenkoloniën. Ook naais, nais (Kop van Drenthe), neeis (Zuidwest-Drenthe, noord) = 1. iets nieuws Is der is nog neis under de zun? (Oos), Ie moet eerst alle warkies ofmaken, veurdat ie met wat neis begunt (Odo) 2. nieuwe kleren of gebruiksvoorwerpen Ik heb nooit wat neis had, het was altied naodraogen (Bor), Zij het elke keer weer wat neis an (Twe) 3. (nieuws)bericht, nieuwtje Het meeste neis waj hèurt, is mal neis (Hijk), Het grootste neis duurt maar drei dagen (Hol), Dat is niks gien neis meer (Klv), Staot er nog wat neis in de kraante of is het weer old neis (Mep), De bakker hef het neis in de körf hij weet altijd de nieuwtjes (Eex), En veur de rest gien neis basta! (Dwi) 4. nieuws(uitzending) Ik wil nog even naor het neis van 7 uur lostern (Bov), Nog even naor het neis kieken tvjournaal (Flu), Onlangs was hij ok nog in het neis (Pes) 5. interesse, belangstelling (Kop van Drenthe, Midden-Drenthe) Ik heb der niks gien naais an het interesseert mij niet (Row), z. ook vanneis Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
nieuws , neisies , neis, naisies , bijwoord
, (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe). Ook neis (Zuidoost-Drents zandgebied), naisies (Kop van Drenthe) = zopas, onlangs Ik bin der naisies nog even hen west (Row), Neis is dat ok ja ies gebeurd (Pdh), z. ook zonet Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
nieuws , néis
, nieuws. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
nieuws , ni’js
, nieuws Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
nieuws , niejs
, nieuws. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
nieuws , niejs
, (van niejs), opnieuw. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
nieuws , niejsnt
, (van niejsnt), van voren af aan. ’k Mudde van niejsnt beginn, umdât iej de boel 't onderstebaovm egooid heb. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
nieuws , ni’js , nees , bijwoord
, zojuist Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
nieuws , ni’js , zelfstandig naamwoord
, et 1. wat nieuw is 2. nieuwe kleren, meubelen e.d. 3. tijding, bericht over iets dat pas is gebeurd, nieuwsberichten 4. de opwinding, interesse die men heeft door nieuws of doordat men iets nieuw of pas heeft gekregen 5. in ni’js doen hetz. als ni’jdoen 7. in van ni’js van nieuws, opnieuw, verder in van ni’js of an opnieuw, van nieuws Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
nieuws , noûts , noûws , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, - , - , nieuws , noûts VB: Ich loéster altiéd nao 't noûts van aach oor. VB: Vreuger krègs te eleng mêt Allerhêllige en mêt de Broonk get noûts. Zw: Gèi noûts ês good noûts. Zw: Juük aon m'n naos, good noûts. Zw: Dat ês get noûts: gezegd wanneer men een afwijking in het normale gedrag van iemand opmerkt: Doh, hèt 'r zich hûi gèi gedroonke? Dat ês get noûts. Zw: (vero.) (vraag: 'En nog noûts?' (antwoord): Sjiéte ês get awts.; noûws Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
nieuws , nuuws
, nieuws. in de uitdruk king “edde gij nog nuuws?”, “heb je nog nieuws?”. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
nieuws , ni’js , zelfstandig naamwoord
, nieuws. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
nieuws , néts
, nieuws , Wir wa nèts, ’t hèwt mèr nie óp. Weer wat nieuws, het houdt maar niet op. Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
nieuws , nies
, nieuws. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
nieuws , nijs , bijvoeglijk naamwoord
, benieuwd (Land van Cuijk) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
nieuws , nuus , zelfstandig naamwoord
, nieuws (Tilburg en Midden-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
nieuws , noets , onzijdig
, nieuws , Det is good noets. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
nieuws , noes
, zie noê Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
nieuws , nows , noets, nowts , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, tweede vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); derde vorm Nederweerts, Ospels; nieuws Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
nieuws , nuus , nuuws , zelfstandig naamwoord
, het nieuws; iets nieuws; korte uu; Cees Robben – Des gin nuus.. ik wiesser van... (19590328); Cees Robben – Wir iets nuus (19600116); Cees Robben – Ak mèèrege iets nuus begien (19710122); Cees Robben – Men kender wille toch wel elke week wè nuus, Nel... En zelf hek nog ginne buuste-haauwer aon m’n kont... (19860926); In vruuger tèèd ha iederêen/ wè nuus aon meej de Paose. (Lechim; ps. v. Michel van de Ven; ongedateerd knipsel 1960-1980; uit: ‘Ze maoken et vort wèl van aaier‘); Stadsnieuws: Asse wè nuus ònheej, dan draajt ze zolang vur oew neus toedègge der iets van zègt (290407); Ik ha binne- bij bötelaands nuuws gezet en stad- en streeknuuws dur mekaare. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 2, Tilburg 2007); Tilburg heeter nog jaore laast van gehad, desse toen zon heisa gemokt han dè jaor over un paor gevalle van pokke. Tilburg waar wel wereldnuuws gewist, mar zôo, ha naa ok wir nie gehoeve. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 2, Tilburg 2007); Antw. NUUS - nieuws (Antw., Brab. en elders) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
nieuws , nie~s
, nieuws Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |