Woord: neusdoek
neusdoek , neusdoek
, zakdoek Bron: Boers, B. (1843), [Goerees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57 |
neusdoek , neusdoek
, zakdoek Bron: Boers, B. (1843), [Overflakkees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57 |
neusdoek , neusdoek , neuzik
, den opperhalsdoek die de vrouwen en meisjes over het hoofd, kleed of jak dragen. Na de invoering eener fatsoenlijke wijze van neussnuiten bezigde men Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
neusdoek , [zakdoek] , naosiedook
, zakdoek. Vergel. naodzak. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
neusdoek , nuisdook
, omslagdoek onder het jak (oude kleeding). Halve nuisdook, oude straat in Venlo. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
neusdoek , nuzzik , mannelijk
, wollen omslagdoek. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
neusdoek , nuzzik
, umslaagdook. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
neusdoek , nuzzik
, wollen schouder- of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
neusdoek , neujzdoek , zelfstandig naamwoord
, neusdoek. Een der aantrekkelijkheden van de Brabantse klederdracht was deze prachtig gekleurde, geheel geweven en rijkversierde omslagdoek, het sieraad van de boerenvrouw. Het eerste deel van het woord kan misschien verklaard worden uit het feit dat hij op de rug een driehoekvorm heeft, net als de (normale) neus. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
neusdoek , neusdoek , neuzedoek , 0
, (Zuidwest-Drenthe). Ook neuzedoek = zakdoek Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
neusdoek , neùzik
, omslagdoek. zie ook tesneùzik. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
neusdoek , neusdoek , nuusdoek , zelfstandig naamwoord
, zakdoek, omslagdoek, voor vrouwen. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
neusdoek , neusdoek , zelfstandig naamwoord
, neusdoeke , neusdoekkie , zakdoek Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
neusdoek , nëusdook , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, nëusdeuk , nëusdeukske , zakdoek , VB: Hebs te dich 'nne zuvere nëusdook gepak? Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
neusdoek , nuuzik , nuzzik
, omslagdoek Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
neusdoek , neusdoek
, vroegere omslagdoek. een neusdoek werd door vrouwen en meisjes om de schouders gedragen en was heerlijk warm. gewoonlijk waren ze gemaakt van zwarte wol. met een stevige “slötspel” (veiligheidsspeld), was die dan vastgesjord. nu nog zeer bekend zijn de vroegere gevleesde, neusdoeken, echte antieke doeken, geweven van “kasjmierwol”. (geitenwol uit india). Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
neusdoek , neujzerik
, zakdoek Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
neusdoek , nuzzik
, omslagdoek Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
neusdoek , neusdoek
, zakdoek. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
neusdoek , neusdoek , zelfstandig naamwoord
, zakdoek (West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
neusdoek , neuzek , nuzzek , zelfstandig naamwoord
, omslagdoek (Land van Cuijk); nuzzek; omslagdoek (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland; Helmond en Peelland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
neusdoek , nuisdook , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, nuisdeuk/nuizike , nuisdukske/nuizikske , omslagdoek, driepuntige; nuizik omslagdoek, driepuntige, zakdoek Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
neusdoek , neudoek , neusdoek, neuzek , zelfstandig naamwoord
, "M omslagdoek; zie ook: neuzek; Nicolaas Daamen woordenlijst 1916: ""neusdoek - kleine omslag doek voor burgervrouwen""; WBD III.1.3:154 'neusdoek' = sierlijke omslagdoek met franjes; WBD III.1.3:156 'neusdoek' = bont geruite langwerpige omslagdoek; WBD III.1.3:150 'neusdoek' = omslagdoek; A.A. Weijnen; Onderzoek dialectgrenzen in Noord-Brabant (1937) - Tilburgs westen: neuzdoek, nuuzdoek, nuzdoek; oosten: nuzzek, neuzek (blz. 148); A.A. Weijnen; Onderzoek dialectgrenzen in Noord-Brabant (1937) - krt.97: neusdoek; A.P. de Bont: zelfstandig naamwoord, mannelijk. 'neuzek' - neusdoek, wollen omslagdoek over schouders en borst bij vrouwen. Antw. NEUSDOEK zelfstandig naamwoord, mannelijk. - omslagdoek, doek dien vrouwen over rug + schouders dragen; Jan Naaijkens, Dè's Biks: 'neujzdoek' zelfstandig naamwoord/ neusdoekneusdoek; omslagdoek, sjaal; op of onder jas gedragen; Interview dhr. Van den Aker – 1978 – “Op men klumpkes ging ik nòr, van de Koejstraot moes ik nòr et Gurke toe èn dan moes ik, dan was ik zon neuzek om, witte nie, mene krèùk in menen êenen èèrem èn men brôod òn den aandere kaant…”. (transcriptie Hans Hessels 2014) zie Klik hier voor audiofragment" Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
neusdoek , nuizik
, omslagdoek Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |