elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: neuk

neuk , neuk , slag, stoot.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
neuk , neuk , zelfstandig naamwoord , klap, IJ kreeg ’n neuk. Hij kreeg een klap. zn - sjaggerijnig, ’T neuk èmme. Sjaggerijnig zijn.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
neuk , neuk , (‘n) klap, duw, oplawaai. in de uitdrukkingen “iemes‘n neukgêêve”, “iemand een klap, oplawaai geven”. “we zulle n’m ies ‘n neuk gêêve”, “we zullen er eens flink aan werken”. “da gieng ‘r nogal ‘n neuk uit”, “dat ging met grote snelheid, dat schoot flink op”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
neuk , neuk , (‘t) problemen, moeilijkheden. in de uitdrukkingen “ien ‘t neuk ziete”, “in de problemen zitten”. “uit ‘t neuk zèèn”, “uit de moeilijkheden zijn”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
neuk , neuk , (‘t) hekel, afschuw. in de uitdrukking “daor em iek ‘t neuk aon”, “daar heb ik een hekel aan”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
neuk , neuk , zelfstandig naamwoord , klap (West-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal