elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: nachtmerrie

nachtmerrie , nachtmerrie , (als denkbeeldig wezen); zie: weerwolf.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
nachtmerrie , nachtmerrie , [zelfstandig naamwoord] , Men moest de schoenen of slòppen omgekeerd voor ‘t bed zetten.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
nachtmerrie , nachtmerrie , nachtmère , 0 , Ook nachtmère (Zuidwest-Drenthe, zuid) = nachtmerrie Vannaacht he’k weer zu’n nachtmerrie had, ik was deurnat van het zweeit (Eex), Ik krieg zowat een nachtmerrie van aal die roezie (Gas), Een nachtmère of nachtmerrie is bange veur water. Dan meuj een koppie water veur het raam zetten (Hol)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
nachtmerrie , nachtmaar , ook nachtmeer, nachtmerrie. Ter afwering daartegen plaatst men bij het naar bed gaan de pantoffels, schoenen of klompen omgekeerd, dus met de hakken naar het bed toe gericht. Het ineenvlechten van de paardenmanen schrijft men ook aan de nachtmaar toe.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
nachtmerrie , nachmärrie , 1. nachtmerrie; 2. Gunninks woordenlijst van 1908: klit in de manen van een paard
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
nachtmerrie , nachmärrie , zelfstandig naamwoord , nachtmerrie.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
nachtmerrie , nachtmere , nachtmerrie.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal