elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: mutsaard

mutsaard , musterik , takkebos
Bron: Boers, B. (1843), [Goerees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57
mutsaard , musterd , takkebos
Bron: Boers, B. (1843), [Overflakkees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57
mutsaard , mutsaard , mutserd uitgesproken = takkebos.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
mutsaard , mutsert , takkenbos. [Box]
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
mutsaard , musterd , zelfstandig naamwoord , mutsaard - takkebos. Een bos van rijshout. Werd voornamelijk als stookhout gebruikt, bijvoorbeeld onder de wasketel of de sopketel waarin het varkensvoer (aardappels e.d.) werd gekookt. Losse takken uit de musterd werden ook als èrtrèès gebruikt (zie èrt). De musterd werd opgeslagen in de vorm van ’ne musterdmèèt (musterdmijt), die een eldorado vormde voor vogeltjes en klein gedierte.
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
mutsaard , musterd , takkenbos.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
mutsaard , musterd , zelfstandig naamwoord , takkenbos, of opgestapelde takkenbossen. * J. Verdam, Middelnederlandsch handwoordenboek: mutsaert. spr: ’K zèn ginne musterd! lk heb ook gevoel, ik ben niet van beton!
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
mutsaard , mutserd , takkenbos , Meej mutserd wier d’n oove hiit gestókt és'ser bróód gebakke moes worre. Met takkenbossen werd de oven heet gestookt als er brood gebakken moest worden.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
mutsaard , musterd , mutserd of mutsaard. samengebonden takkenbossen. “musterd bèène”, takkenbossen met een draad of “wies”, (wilgetak), bijeenbinden. de bakker stookte vroeger de oven met mutserd.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
mutsaard , musterd , snoeiafval, bij elkaar gebonden hoeveelheid dun hout
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
mutsaard , musterd , bos dunne takken, ook bomenkring, begroeiing rond- om boerenerf, windsingel.
Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect.
mutsaard , mutserd , musterd , zelfstandig naamwoord , takkenbos (Helmond en Peelland); musterd; mutsaard, takkenbos (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland; Tilburg en Midden-Brabant; West-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
mutsaard , möttert , zelfstandig naamwoord, mannelijk , mötterte , takkenbos
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
mutsaard , mutserd , musterd , zelfstandig naamwoord , takkenbos, mutsaard, mutserd; In den oven wiere irst takkenbossen, ‘musterd’ genoemd, geschoven en in braand gestoken. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 1, Tilburg 2006); WBD mutsaard (bijeengebonden hoeveelheid takken: bakkershout); WBD III.3.4:81 'musterd' = takkenbos; WBD bèrkemutserd, èèkemutserd, èlzenhout; WBD III.4.3:80 mutserd - takkenbos, ook 'musterd' genoemd; WBD III.4.3:93 mutserd - kreupelhout, ook struikgewas genoemd; WBD III.2.1:261 mutserd = mutsaard; WBD III.4.4:258 'musterd' = bundel; Hees musterd (I:87); Biks musterd zelfstandig naamwoord  - mutsaard - takkenbos; ANTW. MUSTERD zelfstandig naamwoord m. -mutsaard, Fr. fagot; daarnevens mutserd en mutsaard; Bont zelfstandig naamwoord m. 'mutserd' - takkenbos; J.H. Hoeufft, Proeve van Bredaasch Taal-eigen (1836) - MUTSAARD voor takkebossen. Het woord komt van 'mutsen', caedere, bij Kiliaan ook Moetsen. Z. a. K. Heeroma - Brabants uit de 18e eeuw (woordenlijsten Verster,1968) - MUTSERD - takkenbosch (bij Hoogstraten aangetekend); Verh. MUSTERD m - mutsaard, takkenbos, gebruikt als aanmaakhout en om oven en sopketel te stoken.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal