elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: morel

morel , morellen , merellen; morelkaarzen; merel , [zelfstandig naamwoord] , morellen
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
morel , merèl , mannelijk , merèlle , morel(len). Dè’s’n verrekt zoere kérs. Dat is een heel zure kers.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
morel , moorèl , vrouwelijk , moorèlle , moorèlke , morel (zure kersensoort).
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
morel , morelle , zelfstandig naamwoord , 1. zure kersen (KRS: Wijk, Lang, Coth, Werk, Bunn, Hout; LPW: IJss, Mont, Bens, Lop, Cab, Pols) Gebruikt voor de inmaak. 2. (ww) zweren (van een ontsteking) (LPW: Bens)
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
morel , morel , merel , 0 , morellen , Ook merel = 1. kers. Er worden verschillende soorten kersen mee bedoeld, meestal zure Morellen bint zoerder as karsen en meesttied ok kleiner (Pes), Morel is dikker as een gewone kers, maor zoerder (Pei), Er zint grote en kleine morellen, zie bint wrang zoer (Oos), Een morel is een grote donkere zuite kaars (Eev), Een morel is klein en zoer, helderrood van kleur (Eex)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
morel , morel , zure kers.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
morel , merelle , (Gunninks woordenlijst van 1908) morel (soort kers)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
morel , merelle , morel.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
morel , merelle , merel, morel, morelle, moerelle , zelfstandig naamwoord , de 1. bep. kers: morel, ook: wilde kers 2. morellenboom
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
morel , morel , zelfstandig naamwoord , kers , (bep. kersensoort) morel
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
morel , merèl , zure kers
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
morel , merelle , zelfstandig naamwoord , morel, soort kers.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
morel , merel , vrouwelijk , merelle , merelke , morel , Merelle zeen good óm flaaj van te bakke.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
morel , merèl , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , merèlle , morel (kersensoort)
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal