Woord: mondmuziek
mondmuziek , mondmeziek
, mondharmonicamuziek. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
mondmuziek , môndmeziek
, mondharmonica Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
mondmuziek , môôndmeziekske
, mondharmonica. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
mondmuziek , mondmeziek
, mondharmonica , agge goed mondmeziek kunt speule, dan klienkt da jil mwooj = als je goed mondharmonica kunt spelen, dan klinkt dat heel mooi- hij éé d’altij z’n mondmeziekske bij = hij heeft altijd zijn mondharmonica bij zich- Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |