Woord: mokkelen
mokkelen , [kussen] , mòkkelen , zwak werkwoord
, kussen. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
mokkelen , mökele
, slampampen, lummelen. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |