Woord: moei
moei , moet , moed
, moetje, moedje , Moei, Moeitje, Tante, Vaders of moeders zuster. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
moei , mui , muike , [zelfstandig naamwoord]
, moei, tante, Ook Dre. Fri. moeike. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
moei , meui , muie, mooj’
, moei, tante, Gron. mui, muie, muichien, muike, meuke, in Vredewold = stiefmoeder. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
moei , möje , vrouwelijk
, tante. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
moei , mui , muie, meu, meuke, muike, muichien
, te Hoogezand, enz. muichien = moei, tante, maar begint onder den burgerstand voor: tante, plaats te maken. “Hou minnig jiffer wol nijt heuren Noa oomke en muikes gouije road.” – (De uitspraak der ui is in de beide eerste woorden gerekt, in de beide laatste kortaf, als in lui, en: huilen.) Het woord wordt ook achter den voornaam gevoegd, en eershalve achter den naam van oude vrouwen; Jannoamuike of Jannoamui, voor: tante Janna, enz.; Antjemui, Trientjemui, Oafkemui, Oaltjemui, Grijtjemui, enz. = oude Antje, enz. en ook bij ’t aanspreken; aldus Zuid-Holland en Oostfriesch – Overijselsch meuje, Zeeland muike, Zuid-Hollandsch mui, Geldersch meuj, Kil. moeije, Oostfriesch möh, möi, möke, Nedersaksisch moi, moje, Deensch möh, IJslandsch mey. muie voor: tante, wanneer die vrouw bij een kind onbekend is; kenstoe dei muie wel? geef dei muie ’n doetje. Evenals: da’s ’n dikke muie = een dikke vrouw; vgl.: dat is een lastige tante. Zie ook: muide, kui, en vgl. oom. meu, meuke (Westerwolde) = moei, tante. muichien (chien is hier eigenlijk een verkleiningsuitgang, evenals ke, van: muike.) Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
moei , mö̂je , achtervoegsel
, Moei, tante. De eigennaam gaat vooraf, evenals bij oome: Namö̂je, Gerretjenmö̂je, Dînemö̂je enz. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
moei , muie , muike*
, zie ook mui *. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
moei , meujĕ
, tante. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
moei , mö̂je
, Moei, tante. De eigennaam gaat vooraf, evenals bij oome: Namö̂je, Garretjenmö̂je, Dînemö̂je, enz. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
moei , möie , zelfstandig naamwoord
, tante. Da-möie, Hånnen-möie, Dinen-möie. Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
moei , meu , [zelfstandig naamwoord]
, ook: meuke (Westerwolde) =mui, muike, tante. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
moei , mui , [zelfstandig naamwoord]
, in gain kui òf mui hebben. || kui; muike Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
moei , mui , muie; muike; meuje , [zelfstandig naamwoord]
, ook: muichien (stad) =1 tante. Als aanspreekvorm steeds muike; hou is ‘t mit joe. muike? Doch ‘t woord wordt langzamerhand onfatsoenlijk en verdrongen door taande. ‘t Woord gaat aan de naam vooraf: muike Lokke, muike Jaantje; doch Hogeland en Westerkwartier Jaantjemui enz. De ui van mui is lang, die van muike kort, doch niet in ‘t W. K. Ook West-Westerkwartier mui en niet moei; 2 lokroep voor de koe (Delfzijl). || tui; tuike Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
moei , meuje , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, meujn , meujken , tante. Dienemeuj, Tante Dina Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
moei , muî , vrouwelijk
, vrouw ’n Dikke muî Een dikke vrouw. [Box]; aûw mèûj oude vrouw. [Ove] Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
moei , meu
, (ouderwets), tante (oud-Nederlands: moei, in vroegere Staten Vertaling: Leviticus 18:14) Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
moei , muin , vrouwelijk
, muine , tante. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
moei , meue , zelfstandig naamwoord
, tante (LPW: Lop) Als meu ook in de Krimpenerwaard, met naast de betekenis ‘tante’ ook die van ‘oude vrouw’ (Van der Ent 1988, p. 76). Gouda heeft meue voor zowel tante als oudtante (Lafeber 1967, p. 130). Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht |
moei , meuje
, tante, oudtante. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
moei , meuje
, (oud)tante. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
moei , muui , meui, meuie, muuie, mui , 0
, muuis, muuien , (Zuidoost-Drents zandgebied). Ook meui (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe), meuie of muuie (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied), mui (Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe) = ten dele al verouderd woord voor tante. Het kon ook achter de naam geplaatst worden Wij gaot vandage uut gasten bij mui Henderkien (Bro), Low zien daw het wark klaor kriegt, Jaantienmuui komp (Emm), Ongeveer 1920 wuur der veur muuj al wal tante zegd (Sle) *Mien meuie Maaie mak mooie mussen / Mooie mussen mak mien meuje Maaike (Dwi) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
moei , moèt , mòi
, tante. verkl. moètje. Het woord wordt achter de naam geplaatst: Hannemoèt, tante Han. We moete naor Miejemoète, we moeten naar tante Marie. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
moei , meuie
, tante Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
moei , mui , zelfstandig naamwoord
, tante, tante Kee, of oud-tante Kee. Keemui. * Anoniem Etten, West Noord-Brabants Idioticon A – Z, ± 1929. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
moei , meuje
, tante. Hie gunk naor zien meuje. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
moei , muj , mujje, muui, mui, muie, muigien , zelfstandig naamwoord
, de; moei, tante Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
moei , meu , mui, moi , zelfstandig naamwoord
, meue, muije , meuchie, meutjie, muichie , tante of oud-tante De vrouw van nôôm Kees was meu Saortie; omdasse een zus van m’n moeder was, was ‘t een snaortie van m’n vader De vrouw van oom Kees was tante Saartje; omdat ze een zus van mijn moeder was, was ze een schoonzus van mijn vader Ook mui, moi Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
moei , meuie , zelfstandig naamwoord
, (verouderd), moeitante. Dienemeuie ‘tante Diene/Dini’. Tegenwoordig: tante Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
moei , Mimui
, tante Rie , mi = Rie- mui = tante- moeke, ik gaoj vanmiddeg efkes naor Mimuije = moeder, ik ga vanmiddag even naar tante Rie- Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
moei , mui
, tante Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
moei , meuj , meu, meuje
, tante. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
moei , mèùj , moet, mui , zelfstandig naamwoord
, lompe vrouw (Land van Cuijk); mèùj; tante (Land van Cuijk); moet; tante (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland); mui; tante (West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |