elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: mode

mode , moud , moude , moud (Ommelanden) = moude (Oldampt, Westerwolde) = mode. Ook = gebruik, gewoonte; dat he wie veur moud = dat behoort tot onze gebruiken; da’s bie ons ’n vaste moud = dat is in onze huishouding eene vaste gewoonte, een stellige regel. – Vgl.: arm. (Meervoud mouden, en: moden.)
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
mode  , moeëde , mode.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
mode , moude , vrouwelijk , mode
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
mode , mode , moede , [zelfstandig naamwoord] , ook: moud (Hogeland) =1 mode. modes, moden. Mode mout vòlgd wòrren, al zel ‘t hemd ook boven de ròkken.; 2 gewone wijs van doen. Da’s n mode van hom. Zo is boerenmode (klem achter).
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
mode , moud , moude , [zelfstandig naamwoord] , mode. Dat hèvve veur moud hier = dat is bie ons moud. || moudeg , (Hogeland)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
mode , mòdde , vrouwelijk , mode ’t Is vort uut de mòdde Het is geen mode meer.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
mode , moode , mannelijk , mode.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
mode , moede , mode , mode; * veur de moede hem (hebben): als gewoonte hebben.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
mode , moede , mode, moude , 0 , (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe). Ook mode (Noord-Drenthe, Zuid-Drenthe), moude (Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drents veengebied) = 1. mode Aj met de mode met wilt, kost het je handen vol geld (Schl) 2. gewoonte, zede L. fietst altied over het nunerpad, dat is zien vaste moude (Row) *Toen het kopen in de moede kwam, was het geven gebeurd (Ndo), of Doe het kopen ekomen is, is kriegen uut de moede egaone (Ruw)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
mode , mòdde , mode. dè’s de nei mòdde, dat is de nieuwe mode.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
mode , moode , zelfstandig naamwoord , spr: zie: schèlle.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
mode , moede , mode. Iej bint met die hoed achter de moede.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
mode , môdde , mode
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
mode , mòdde , mode , Mienierùkskes zén in de mòdde. Minirokjes zijn in de mode.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
mode , moede , mode.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
mode , moeade , vrouwelijk , mode , Die bóks is oette moeade.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
mode , moeëde , mode
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
mode , moeëde , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , moeëdes , mode
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
mode , moeëde , mode
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal