elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: mieterig

mieterig , [aangetast door mijten; huiverig] , mîterig , bijvoeglijk naamwoord , huiverig; mîterig in de hûd, koortsig.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
mieterig , mieterg , [bijvoeglijk naamwoord] , 1 waarin mijt zit. Mieterge kees.; 2 niet recht op streek. Boer was wat mieterg (in pokkel, in hoed).; 3 slecht, gemeen. n Mieterge keerl. Dat is mieterg goud = een slechte stof. Dat is mieterg doun = een gemene streek.; 4 lelijk. ‘t Liekt zo mieterg. Deze laatste betekenis zal afkorting zijn van sodemieterg.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
mieterig , mieterg , (er mieterg uitzien), er slecht uitzien
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
mieterig , mieterig , bijvoeglijk naamwoord , 1. vervelend (LPW: IJss) 2. (bn) van weer gezegd: slecht weer (LPW: IJss) Misschien gevormd onder invloed van het standaardtalige miezerig .
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
mieterig , mieterig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , 1. onooglijk, klein Hai is maor een mieterig kerelie (Rod), Hij woont in een mieterig klein hoesie (Bei) 2. niet erg gezond Wat kik dat mèensch mieterig oet, wat hef die een mieterige kleur (Sle), Wij hadden een toom biggen en een was toch zo’n mieterig ding (Eke) 3. min, slecht Hai is der maor mieterig bij vortkommen (Zui), z. ook miezerig
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
mieterig , mieterig , niet lekker.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
mieterig , mieterig , (Gunninks woordenlijst van 1908) vuil
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
mieterig , mieterig , kwaad.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal