elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: melken

melken , melken , [werkwoord] , iemand aanhoudend uitgaven veroorzaken, in eigen belang. Ook dagelijks de eijeren van een vogel, die achtereenvolgens gelegd worden, wegnemen.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
melken , melkens , (Ommelanden), als tijdsbepaling; noa melkens = na het melkuur; zoo ook: veur melkens. Zie ook: eten.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
melken , melken , voor: hebben, houden, er op nahouden; wie melken twei koien = wij hebben twee melkgevende koeien.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
melken , malken , melken , mölk, emölken , melken. Malkst-e goud?: geven je koeien goed melk? de eanden malken: telkens een deel van de gelegde eendeneieren wegnemen uit het nest van een wegleggende eend met de bedoeling, dat de eend op dezelfde plaats zal blijven leggen.
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
melken , melken , [werkwoord] , ik melk, molk, heb molken. , 1 melken. Wie melken twij kòien = wij hebben 2 melkgevende koeien. Hai is hin te schoapmelken. Maar niet: hai schoapmelkt; altijd: hai melkt de schoapen.; 2 n Kieviet melken = hem telkens een ei ontnemen. zodat hij er elke dag een bij legt; zo ook van duiven. Fig. Ain melken = iem. telkens geld enz. òftòkken.; 3 gemolken worden. n Jonge kou melkt eerst stoer.; 4 zeuren. Hòl tòch op mit dat gemelk! || melkdistel; motdiezel , (Westerkwartier)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
melken , melkens , [zelfstandig naamwoord] , in de uitdrukkingen: veur, onder en noa melkens (Hogeland en Westerkwartier) = ‘t melkuur. Vergelijk noa etens, onder speulens (op ‘t schoolplein).
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
melken , melkng , sterk werkwoord , 1e persoon enkelvoud verleden tijd: mulk, verleden deelwoord: emùlkn , melken
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
melken , mèlleke , zaniken, zeuren Lig nie zò te mèlleke man! Je moet niet zo zanike man!
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
melken , melke , werkwoord , in de zegswijze je melke ’n koe deur de bek, hoe (meer en) beter voer een koe krijgt, des te meer melk geeft ze. – Dat is melke(n) in ’n mandje, dat is verspilling van tijd, geld of moeite.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
melken , mëlke , mëlkde, haet of is gemólke , melken, duiven fokken.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
melken , melkens , 0 , (Zuidwest-Drenthe) = melktijd Geen visite onder melkens! (Rui), Wij kunt nao melkens nog best een paar voor heui halen (Koe)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
melken , melken , malken, mölken , sterk werkwoord, zwak werkwoord, (on)overgankelijk , Met rekking in Kop van Drenthe, Veenkoloniën. Ook malken (Zuidoost-Drents veengebied langs Duitse grens), mölken (Midden-Drenthe) = 1. melken Ik har de meiste hekel an melken op zundagaovend (Pei), Zie melkt vief koenen (Odo), Melken is beter as bouw een veebedrijf is beter dan een akkerbouwbedrijf (Ker), Aj an het melken waren, zeden de meensen: zij hebt het an de winst (Rui), Hej nog wat te melken? geven de koeien nog melk (Pdh), Veur het hekke mulken het gras is voor de voeten weggemaaid (N:Zuidwest-Drenthe), Daor hej aordig ofmölken je hebt extra melk gekregen door de koe een maand later te verkopen (Sle), Aj niet weet, waj doen mut: gaot op dak zitten kraaien melken (Hol), Hij melkt niet meer heeft geen vee meer (Row) 2. zeuren Wat hef e een mölken daon um de biebel met dat golden slot in handen te kriegen (Eex) 3. niet opschieten Hij melkt maor deur, maor der komp niks uut zien haanden (Noo), Zit niet zo te melken, zee de boer tegen de koopman (Zwin) 4. steeds opnieuw de eieren weghalen Een veugel (dood)melken (ui) *Triene mus melken, melken de koe / Verdorie, zei Triene, de pappe zit toe / Neem dan een strogien en stik dat er in / En toen gung het naor Triene heur zin (Mep)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
melken , mèlken , de koeien melken.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
melken , melken , melken
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
melken , melkn , melken. Hie hef de koene al emölkn.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
melken , mélleke , melken, zeuren , Moet'te nouw de koej nog mélleke, héd'dew aojge verslaope, jé dé kan'nes vurkomme. Moet je nu de koeien nog melken, heb je, je verslapen, ja dat kan eens gebeuren.
Lig'ter toch nie zó te mélleke, dé geziiver hébbe we al dikzat gehurd. Ligt er toch niet zo te zeuren, dat gezeur hebben we al dikwijls genoeg gehoord.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
melken , melkens , in onder melkens onder melktijd
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
melken , mellekes , uitdrukking , Hij kwam van mellekes Hij kwam terug van het melken Ze kwamme van mellekes toen de zon opkwam Ze kwamen van het melken terug toen de zon opkwam
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
melken , mèilke , werkwoord , mèilkde, gemèilk , melken , VB: Vreuger môste vëul lûi de keu op 't Brook goën mèilke.; mèileke kaartterm (bep. kaartterm) mèileke VB: Bié mèileke perbeers te, laansem, èin vuur èin, de drove van d'n aandere bênnen te hoële.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
melken , melleke , melken, zeuren.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
melken , mûlleke , melken; de boeren gingen meestal melken met paard en wagen, maar heel dikwijls ook op de fiets, dan hing er aan weerszijden van de bagagedrager één me , koeie mûlleke = koeien melken- vruger gienge de mjiste boere smorregus al jil vrug naor de polder om te gaon mûlleke = vroeger gingen de meeste boeren al heel vroeg naar de polder om te gaan melken-
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
melken , mèlke , uitvragen, melken , Zit ’r toch nie te mèlke. Vraag hem niet het hemd van het lijf.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
melken , mèlke , werkwoord , treuzelen of zeuren (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
melken , mèlke , mèlktj, mèlkdje, gemèlktj , 1. melken 2. langdurig praten over een onderwerp , Doeve mèlke: duiven houden. Doe kóns slecht eine bók mèlke: je kunt niet iets doen wat onmogelijk is. : je kunt niet iets doen wat onmogelijk is.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
melken , mêlke , werkwoord , mêlktj, mêlkdje, gemêlktj , melken, uithoren
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
melken , mèlleke , mölleke , sterk werkwoord , mèlleke - molk - gemolleke , "melken; R een moeilijk te melken koe: die moeste meej de nòld mèlleke; die moeste meej de nèptang mèlleke; Cees Robben - ge moet de gèèt gòn mèlleke; N. Daamen - Handschrift 1916 – ge hèt gelèèk dègge nen òs kopt: die hoefde nie te mèlleke; Van Beek - Van iemand, die zich niet lichtvaardig laat beetnemen, zegt men, dat men hem ""niet in een mendje melkt"". (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. XI; 10 jan. 1958); Dirk Boutkan (1996); B mèlleke - molk - gemolleke; WBD III.3.1 'melken' = speculeren (l81); zaniken (294); Bont ww. (verl.tijd 'mälkte' en 'molk' = melken; mölleke; zwak werkwoord; Henk van Rijen – melken"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal