elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: melk

melk , mellik , Melk.
Bron: J.A.V.H. (18e eeuw), Haagsch Nederduitsch woorden-boekje. Den Haag: Johannes Mensert. Uitgegeven in: Kloeke, G.G. (1938), ‘Haagsche Volkstaal uit de Achttiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 57, 15-56.
melk , melger , hom, in tegenoverstelling van kuit. Hombaars. Kil. melcker, hom. Piscium lactes.
Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange.
melk , melk , Hekse-melk, wolfsmelk. Een plant. Tithymallus. Heksemelker, de rups die op de wolfsmelk aast.
Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange.
melk , mulk , karnemelk. Voor melk zegt men rome altijd meervoud, bijv.: De rome zijn gemolken.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
melk , melk , vrouwelijk , melk.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
melk , melk , in de Ommelanden onzijdig; ook bij Kil.kou op melk hebben = eene koe hebben die op dit oogenblik melk geeft, ter onderscheiding van: gust is. Vgl. dreug.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
melk , melk , De melk optrekken, zijn woord terugnemen, zijn belofte niet vervullen. Gisteren hatte nòg plan mîn hü̂̂s te koopen; maar h(i)ee hef de melk opetròkken. Ik heb (i)eenmaol echréven dak komme, en nu wik de melk n(i)eet optrekken.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
melk , melk , (ook mellək) , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , vgl. halfetmaalsmelk en negendemeelsmelk, en zie de met melk beginnende samenstellingen.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
melk , melk , De melk optrekken, zijn woord terugnemen, zijn belofte niet vervullen. Gisteren hatte nog plan mîn hü̂s te koopen; maor h(i)ee (h)ef de melk opetròkken. Ik (h)eb (i)eenmaol eschréven dak komme, en nu wik de melk n(i)eet optrekken.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
melk , melk , vrouwelijk , melk. De kou trekt de melk op: de koe houdt plotseling op melk te geven.
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
melk , melk , bijvoeglijk naamwoord , afgekalfd. Kou is melk, hai is gusteroavend òfkaalfd. Zie nijmelk. Kou wòrdt melk! uitroep van de jongens, als bij een van hen ‘t hemd door de broek komt. Te Pekela zingen ze er bij: Kou wòrdt melk, kou wòrdt melk van n dikke bolle.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
melk , melk , [zelfstandig naamwoord] , 1 Kou geft n bult, n dikke plomp melk. Melk klinzen of zijen = zeven met de teems. Wat in de melk te bròkken hebben. As ‘t melk regent, bin mien schuddels omkeerd = ik tref het altijd ongelukkig. Wie hebben twij bokken aan melk = twee geiten die melk geven; vergelijk hounder aan leg. Fig. Hai trekt melk op = hij houdt zijn belofte niet; hij doet niet langer mee. In letterlijke zin: de kou trekt de melk op = er komt geen melk uit de tepels, hetzij dat die pijnlijk zijn of dat de melker ‘t vak niet verstaat. Hai het nait veul in de melk te bròkken. n Boer geft n aarbaider n schoap op melk = de arbeider verzorgt dan ‘t schaap, waarvoor hij de melk mag houden. Kou blift laank op melk = blijft lang melk geven. Zie ook melk wòrren. ‘t Schoap blift laank aan melk = blijft lang melk geven.; 2 wit plantensap. Hondtong zit n bult melk in.; 3 zie mouerdóp. || melk worren; mouerdop
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
melk , melk , zelfstandig naamwoord , in de zegswijze goed op de melk weze, flink melk geven. | Z’n beiste benne goed op de melk. – De melk ophouwe. 1. de melk niet laten zakken. | Die iende koe houdt de melk op. 2. Geen geld (willen) uitgeven, zuinig of gierig zijn. – De melk moeilek valle leite, zie de vorige zegswijze – De melk is op Zuid-Spierdoik, lokaal gangbare zegswijze voor: de melk is bijna geschift, bedorven. De zegswijze is een woordspeling met het Westfriese goor = bedorven en het aan Zuid-Spierdijk grenzende dorp De Goorn. – De melk koukt over, gezegd van een zeer dikke buik.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
melk , mëlk , vrouwelijk , mëlkske , melk.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
melk , mölk , zelfstandig naamwoord , karnemelk. Mölkaaj, zie aaj. Mölkepap is karnemelkse pap.
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
melk , melk , zelfstandig naamwoord , in de uitdrukking z’n melk optrekke : zich terugtrekken, zijn toezeggingen niet nakomen (KRS: Wijk, Lang, Coth, Werk, Bunn, Hout, Scha; LPW: IJss, Mont, Bens, Lop, Cab, Pols); Ook in de Vechtstreek (Van Veen 1989, p. 90). Zie ook door z’n *ribbe schijte . Letterlijk: een koe die schrikt, trekt haar melk ‘omhoog’; dan kan je wel trekken, maar er komt niets, of weinig. Een koe die *tuchtig wordt, trekt ook haar melk op. Hetzelfde geldt volgens Stoett (1943, dl II, p. 19) voor een koe die over enige tijd gaat kalven, of die door een onbedrevene gemolken wordt.
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
melk , melk , melk; * de melk kokt bie oe oaver: jouw witte ondergoed komt er onderuit.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
melk , melk , malk, mölk, mellek , 0 , Rekking in Kop van Drenthe, Veenkoloniën. Ook malk (langs Duitse grens, veroud.), mölk (Midden-Drenthe), in Zuidwest-Drenthe ook uitgesproken als mellek = 1. melk Het aoverkomp mij non ieder keer det mij de melk aoverkaokt (Bro), Zute melk volle melk (Mep), Dat is een laand van melk en hönnig (Bui), Hij zet er uut as melk en blood zeer gezond (Die), De melk trekt heur in de horens gezegd als koeien weinig melk geven (Zwin), As het haor niet zitten wol, deej der een flort melk in (Sle) 2. sap van planten Aj de melk van hondeblommen in het goed kriegt, kriej het er niet weer uut (Hol) 3. vocht in de koninginnencel (bijent.) Hie wil gauw zwörmen, hie hef melk in de doppen (Sle) *Melk is goed veur elk, maor niet veur Jan, die pist er van (Oos), ...en ook veur Piet, maar die lust ze niet (Hol)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
melk , mùlk , karnemelk.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
melk , melk , melk
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
melk , mèllek , zelfstandig naamwoord , spr: Ik zèn van m’nne mèllek. lk ben van streek. spr: zie: omgwooie. spr: Z’nne mèllek optrekke. Als een geit door een vreemde gemolken moet worden, wil hij geen melk geven.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
melk , mölk , karnemelk , Mölk réécht van't stóóm dé was veul lékkerder és teegewórreg ût zóó'n pepiere pak. Karnemelk recht van de zuivelfabriek was veel lekkerder als nu uit zo'n papieren pak.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
melk , vermaolde mellek , zelfstandig naamwoord , vermaold mellekie , oude melk (bij het droog zetten van een koe een keer – een maal – bij het melken overslaan, om de andere dag melken)
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
melk , mèilk , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , - , - , melk , Zw: E gezich wie mèilk en blood: een gezond uiterlijk.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
melk , mölk , karnemelk
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
melk , mölk , karnemelk
Bron: Peels-Mollen, J. met werkgroep Weerderheem in Valkenswaard (Ed.) (2007), M’n Moederstaol. Zôô gezeed, zôô geschreeve. Almere/Enschede: Van de Berg.
melk , mûlluk , melk
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
melk , mùlk , karnemelk
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
melk , melk , 1. melk; hie trekt zien melk op hij komt zijn belofte niet na; 2. sap van de paardenbloem; losse melk, melk die los (niet in een fles) door de melkboer wordt verkocht.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
melk , mellech , mölk , zelfstandig naamwoord , hom (Land van Cuijk); mölk; karnemelk (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland; Helmond en Peelland; Tilburg en Midden-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
melk , mèlk , vrouwelijk , melk , Emes de mèlk zoor make: iemand zolang pesten totdat hij kwaad wordt.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
melk , mêlk , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , melk
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
melk , mèlk , mèllek, möllek, mulk , zelfstandig naamwoord , "melk; Mandos - Brabantse Spreekwoorden (2003) -  de mèlk is gegisseld ('40) - met water verdund; Henk van Rijen - mèlk van de blaaw koej - taptemelk (sterk afgeroomde melk); Dè noemde ze losse melk, èn mistal laag er zon bietje en blauwig waos op dieje melk, dan was ie òngelèngd meej waoter. (Nel Timmermans; Wètter ammòl òn de deur komt; CuBra; 200?); WBD III.4.3:39 mèlk - sap in planten, ook 'vòcht' zie zie mölk 3; mölk; melk, maar in het Tilburgs specifiek voor karnemelk in gebruik geweest; gewone melk was zie 'rôome' of 'romme'. Audioregistratie 1978 - Bij ons vènte ze rôome, rôome hiet dè, in de straot vènte, èn möllek, dès karnemèlk… (Interview met Heikanters - Transcriptie door Hans Hessels); MP gez. Ene stèùver mèlk, èn nie gebooterd. WBD mölk, rôome, (Hasselt:) rómme - melk; zie mulk; 1. karnemelk; WBD melk - karnemelk, ook 'karnemelk' genoemd; D’16 ""mulk - karnemelk""; ...aongebraande, geschifte mölkse pap... (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 1, Tilburg 2006); Ik weet zeker dè’k overal naor zô gaon zuuke mar nôot van ze lang zal ze lève nie, naor aongebraande, geschifte mölkse pap, zôas die bij ons hiete. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 1, Tilburg 2006); DANB die mölk (verouderd) is dun en zuur; Dirk Boutkan (1996) - (99) dieje karnemèlk.. Biks mölk zelfstandig naamwoord  - karnemelk; Verhoeven - MÖLK v. - karnemelk: 'n gezicht ès mölk – een pips en grauw gezicht. A.A. Weijnen - Onderzoek dialectgrenzen in Noord-Brabant (1937) - mölk - karnemelk (krt. 91); Hees - mulk (IV:60); Dirk Boutkan (1996) - (blz.20) In het woord 'mölk' (melk, karnemelk) vinden we ronding en centralisering, vóór 'l'. zie möllekepap; 2. kuit; hom; Nicolaas Daamen - handschrift 1916 ""mulk - hom van visch, hoofdzakelijk van haring en bokking""; Cees Robben – aacht vorse bukkeme, liefst meej mölluk/ En gin zaaiers... (19680405); WBD III.4.2:79 'mulk' - hom, ook 'hommeke' genoemd; gez. Hij heej veul mölk völgemòkt. - Hij heeft het nogal bont gemaakt, zo erg dat hij het zwarte schaap van de familie is. zie hèrring; 3. het uitlopen van het zaad van rogge; N. Daamen - Handschrift 1916 – ""mulk - de rogge laag pursies in z'n mulk toen de vorst kwaam (het zaad was in den grond als melk aan het uitloopen)""; mulk; melk; zie zie mölk voor de betekenis karnemelk; WTT-2012 - de uitspraak'zonder umlaut - 'mulk' - lijkt ook voor te zijn gekomen voor (gewone) melk, met name in samenstellingen; Dialectenquête 1876 - eene blozende deern - 'n meske as mulk en bloed (blozen hier onbekend); In de vruugt, as de miste meenschen nog op één oor liggen haol ik bij de boeren de kannen op en breng die in Tilburg naor 't mulkfebriek. (Kubke Kladder; ps. v. Pierre van Beek; NTC; Uit ‘t klokhuis van Brabant 5; 7 en 14-11-1929); Ik hè dees week de toer om de mulkwaogen te rijen. (Kubke Kladder; ps. v. Pierre van Beek; NTC; Uit ‘t klokhuis van Brabant 5; 7 en 14-11-1929)"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal