Woord: manchester
manchester , mesester
, eene katoenen stof; wordt ook wel met oamias, ommias verwisseld; ’t eerste dient ook voor kielen, buizen, enz., ’t laatste alleen voor broeken, en is geribt; mesester is ook meer fluweelachtig. De mesestêrn bōksens, waarvoor men ook zegt: oamiassen of oamiëssen bōksems werden vroeger algemeen gedragen en zijn nog veel in gebruik. – Aldus naar de fabrieksteden Manchester en Amiëns. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
manchester , mesister
, Manchester; een soort fluweelachtige stof, vooral door de boeren gebruikt voor broeken. [Aanvulling van Beets] Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
manchester , mĕsestĕr
, (manchester) katoenen broekstof. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
manchester , mesister
, Manchester; een soort fluweelachtige stof, vooral door de boeren gebruikt voor broeken. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
Manchester , Mesester , Mansjester , zelfstandig naamwoord onzijdig
, Manchester, katoenen fluweel, een grove stof. Der was niks as pilo en Mesester. || pilo Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
manchester , meséêsters
, manchester ’n meséêsterse boks een manchester broek.(ribfluwelen) Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
manchester , mesíster , bijvoeglijk naamwoord
, Dialectische variant van manchester (stofnaam). Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
manchester , mesísteren , bijvoeglijk naamwoord
, Dialectische variant van manchester | Weer is m’n mesisteren broek? Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
manchester , mesísters , bijvoeglijk naamwoord
, Dialectische variant van manchester. | Weer is m’n mesisterse pak? Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
manchester , mansjėster , mannelijk
, manchester. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
manchester , mesjèster , zelfstandig naamwoord
, manchester. ’n Mesjèsterse broek is gemaakt van ribfluweel. Werd uitsluitend gedragen door de werkende man en geschifte kunstenaars. Ze werden (ten onrechte) ook Törks lèèr genoemd. De naam is ontleend aan de Engelse stad Manchester waar deze stof het eerst vervaardigd werd. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
manchester , mesester , mesister
, manchester, katoenfluweel. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
manchester , mechester
, manchester (broek). Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
manchester , mesjesters , mesjester , bijvoeglijk naamwoord
, (Zuidwest-Drenthe). Ook mesjester = van manchester Een mesjesterse jas (Noo), Een mesjester boks (Hgv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
manchester , mesjester , manchester , 0
, (Zuidwest-Drenthe). Ook manchester = manchester Geef mij maar 10 el van dat mesjester (Hgv), z. ook striepkoor, ribkaor, wollekoor Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
manchester , mechèster
, manchester broek, geribd katoenfluweel. ’n mechèsterse bòks, een manchester broek. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
manchester , mesjiester , bijvoeglijk naamwoord
, ribfluweel, * Dr. P.A.F. van Veen, Etymologisch woordenboek, de herkomst van onze woorden: katoenfluweel, genoemd naar de Engelse stad Manchester. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
manchester , mesister
, manchester stof. ’n Mesisters buisien. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
manchester , mesjester , masjester, mesester, masister, mesister , bijvoeglijk naamwoord
, van manchester Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
manchester , mesjester , masjester, masister, mesister, mesester , zelfstandig naamwoord
, et; manchester Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
manchester , mesjester , mesjesteren, mesjisteren , zelfstandig naamwoord
, de; broek van manchester Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
manchester , mesister , mesjister , zelfstandig naamwoord
, manchester, textiel voor werkkleding (oorspronkelijk uit Manchester afkomstig) Mesister is geribbeld goed da’ gebruikt wier voor werkbroeke en zôô Manchester is geribbelde stof die gebruikt werd voor werkbroeken en dergelijke Ook mesjister Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
manchester , mesjèster , mensjèster
, manchester Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
manchester , mesjester , mesjister , zelfstandig naamwoord
, manchester. IJ ef van veuren mesjester. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
manchester , mesiesterd
, manchester stof, ribfluweel , tegeworrig zegge ze ’n ribbroek, mar wij zeeje ’n mesiesterebroek = tegenwoordig zeggen ze een ribbroek, maar wij zeiden een manchesterbroek- Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
manchester , mesjèster
, manchester, ribfluweel , Mesjèsterse bóks. Ribfluwelen broek. Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
manchester , mesister , besjester, mansjister, mesjester, mesjister, mesch
, (broek van) manchester stof, mesisterse broek, mansjisterse broek. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
manchester , mansjester , mannelijk
, ribfluweel , Ein mansjester bóks. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
manchester , mansjesters , bijvoeglijk naamwoord
, mansjesterse , van ribfluweel, ribfluwelen: ein mansjesterse bóks – een ribfluwelen broek (genoemd naar Manchester cotton, stof die geproduceerd wordt in de Engelse stad Manchester) ook floere Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
manchester , mesjèster , bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord
, M manchester, geribt fluweel; – en mesjèster broek; Frans Verbunt - en mesjèsterse broek - ribfluwelen broek van machester; Piet van Beers – ‘Baos in eige huis/tuin’: Ik vat 'n Aauw Mesjester broek/ en doe m'n leerzen aon,/ 'n fleske kaauwe slappe thee/ en ik zeg Salluu we gaon. (With Love; 1982-1987); Piet van Beers – ‘De buurvrouw vertèlt’: Waor is m'n aaw mesjèsterbroek... (Spoeje doemmeniemer; 2009); Stadsnieuws - 'En mesjèsterse broek verslètte nie zo gemak' (130708); Ze stonke nòr smoutolie, dè wèl, mar ze mòkten ok laoke èn ze mòkte flenèl. Èn rips, èn baaj, èn ok mesjèster. (Ed Schilders; Wè zeetie?; Website Brabants Dagblad Tilburg Plus; 2009); Biks mesjèster zelfstandig naamwoord - manchester Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |