Woord: lindeboom
lindeboom , leendeboom , mannelijk
, lindeboom Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
lindeboom , lindeboom , [zelfstandig naamwoord]
, nooit alleen linde. Zo ook: lindeboomblad, linneboomsblad (Westerkwartier). Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
lindeboom , leennboom , zelfstandig naamwoord
, lindeboom Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
lindeboom , lindenboom , lindeboom , 0
, (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe). Ook lindeboom (Zuid-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Noord-Drenthe) = lindeboom In de bluuisels van lindebomen zit een boel hönnig (Klo), Een doef nusselt niet in een iekenboom, wal in een lindenboom; een lindenboom brengt geluk (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
lindeboom , lijndenbòm
, lindeboom. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
lindeboom , liendeboom
, (Gunninks woordenlijst van 1908) lindeboom Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
lindeboom , léndenbóóm
, lindeboom , Ónder de léndenbóóm is't goed zitte én és'sie bloejt dan ruukt 't zó lékker. Onder de lindeboom is het goed zitten en als hij in bloei staat dan ruikt het zo lekker. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
lindeboom , liendeboom , lieneboom , zelfstandig naamwoord
, de 1. lindeboom 2. weesboom 3. hetz. als liendepaol Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
lindeboom , liendebwôôme
, lindebomen Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
lindeboom , lindenbòm
, lindeboom. Er staat een grote, inmiddels tot prieel geknotte, eeuwenoude lindeboom aan de Berg in Nuenen. Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
lindeboom , liendeboom
, linde. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
lindeboom , leinenbóm , zelfstandig naamwoord
, linde (Helmond en Peelland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
lindeboom , linjeboum , mannelijk
, lindeboom , Eine linjeboum geuftj nöttigheid es t’r bluutj, mer ruuktj waal lekker! Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
lindeboom , linjebaûm , linjebaum , zelfstandig naamwoord
, linjebuim , linjebuimke , lindeboom (Tilia) Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
lindeboom , lîndjeboum , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, lîndjebuim , lîndjebuimke , lindenboom Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
lindeboom , lèndenbôom , zelfstandig naamwoord
, de Lindeboom (op de Heuvel te Tilburg) (Tilia) (wsch. 8 eeuwen oud); Kees en Bart (ca. 1925; in Tilburgsche Post) – de lèndebôom; Cees Robben – De blaoikes van den lendenbôôm... die hebben veul geheurd... (19540522); Irst hamme den aawe lèndenbôom. Dè waar ôot ene grôote, schôonen bôom, ak de teekeningen èn footoos maag geleuve. (Tillie B.: pseudoniem van Nicole van Wagenberg; uit een column van haar website ‘Tilburgs Taolbuuroo’, 2012); Op Den Heuvel is deeze week ene nuuwe lèndenbôom geplaant. (Tillie B.: pseudoniem van Nicole van Wagenberg; uit een column van haar website ‘Tilburgs Taolbuuroo’, 2012); Dirk Boutkan: lèndenbôom - linde (blz. 21); WBD III.4.3:140 lèndenbôom - linde (Tilia), ook genoemd: lènde; A.P. de Bont – zelfstandig naamwoord m. lendenboom d.i. lijndenboom - lindeboom; WNT LINDEBOOM zelfstandig naamwoord m. Mnl. lindeboom; uit LINDE en BOOM. Daarnaast LINDENBOOM waarin 'linden' soms als bijvoeglijk naamwoord zal bedoeld zijn. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |