elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: laar

laar , lâr , [zelfstandig naamwoord] , veld, heideveld. Het woord is nog bewaard in de plaatsnamen Noordlaren (bij de inwoners uitgesproken als Noortlâr), Midlaren (Midlâr), en Zuidlaren (Zuitlâr), die zeker ontleend zijn aan de verschillende ligging dezer plaatsen in betrekking tot het heideveld. Bij Kil. is laer, locus incultus et vacuus; solum incultum, et pascuum publicum.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
laar , laor , onzijdig , meest in eigennamen van heerenhuizen: het Laor, ’t Oaverlaor, Meddelaor, Laoren.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
laar , laar , Flaauwhartig. Kiliaan heeft laere, inanis, vacuus, en de flaauwhartigheid is wel een uitwerkzel van een ledige maag.
Bron: Dumbar, G., H. Scholten en J.A. de Vos van Steenwijk Vollenhove (1952), Het Dumbar Handschrift – Idioticon van het Overijsels in het einde der achttiende eeuw, uitgegeven door H.L. Bezoen, Deventer
laar , laar , lare; ladde , [zelfstandig naamwoord] , 1 gedroogde zode van in water drijvend vlotgras, gebruikt als mat, dekkleedje enz. Verboden hier laren te snieden! Ook laren trekken = uit de sloot halen. Fig. ‘t Roet is hier ain laar! = ‘t onkruid groeit hier zo dicht als n laar; 2 lap slecht vlees of vet; zie lorten; 3 lap van de kleding, die er gescheurd bij hangt, dan vaak laren en bellen. Dat wief löpt verròpt en verscheurd; de laren en bellen sloagen kander. Ook laren en flaren. || lade; laren
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
laar , laar , vrouwelijk , laare , domme gans; slungelachtig meisje.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
laar , laar , open veld, open plek in het bos.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
laar , laar , open veld
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
Laar , Laor , Laar
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
Laar , Laor , eigennaam , Laar (kerkdorp Weert)
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal