elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kwikriem

kwikriem , kwikrie:m , riem of band die onder de buik van het paard door aan de berries van de wagen vastgemaakt is en dient om te voorkomen dat de kar opslaat.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
kwikriem , kwikriem , buikband voor een paard, dat voor de kar staat.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
kwikriem , kwikriem , zelfstandig naamwoord , WBD (Hasselt) buikzeel (riem die onder de buik v.h.paard aan de burries wordt vastgemaakt om te voorkomen dat de kar opslaat), ook genoemd 'kwikzeel'; A.P. de Bont, Dialekt van Kempenland, Meer in het bijzonder d’Oerse taol, 1958 etc. - ; znw.m - riem die dezelfde dienst doet als het kwikzeel.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal