Woord: kouter
kouter , kouter , onzijdig
, koutesj , kouter, ploegmes. Zoo bot wie ẹ kouter: erg bot; onbeleefd. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
kouter , kòwter
, lang smal mes dat vóór het snijdende blad zit. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
kouter , kouter , 0
, kouters , (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid) = kouter De kouter is het veurmes (Ruw), ...een langmes dat de zode eerst kapot sneed met greunlaand schèuren (Hijk) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
kouter , kotter , kouter
, mes op een ploeg, om de zode te snijden, bij het grasland ploegen. zie ook kouter. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
kouter , koolter , zelfstandig naamwoord
, et; kouter (van een ploeg) Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
kouter , kouter , zelfstandig naamwoord
, kouters , koutertie , bijna vertikaal staand ploegmes; Zôô bot as een kouter Zeer bot Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
kouter , koüter , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, koüters , - , ploeg , (deel van een ploeg) koüter VB: 't koüter ês 't vertikaal mets dat vuur de sjäor sjtèit.; ploegschaar (mes voor de ploegschaart) koüter; Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
kouter , kouter
, ploegmes Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
kouter , kouter , mannelijk
, ploegschaar , Zèt de kouter oppe ploog. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
kouter , kouter , zelfstandig naamwoord
, kouters , kouterke , ploegmes; boet wie eine kouter – heel erg bot, gezegd van een mes (Frans: coltre; Latijn: culter – ploegmes) Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
kouter , kouter , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, koutere/kouters , ploegmes Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |